Gisteren overleed Maarten van Roozendaal (1962-2013). Namens Vrij Nederland interviewde Carolina Lo Galbo hem vorig jaar.
‘Van de dood kun je niets moois maken.’

‘Hoor dat geluid!’ roept Maarten van Roozendaal verrukt terwijl hij een paar akkoorden aanslaat op zijn elektrische Yamaha-vleugel.

Uit zijn mondhoek steekt een sigaret. ‘Ik kan hem echt over zijn nek laten gaan, dan gaat hij piepen en knarsen. Het is een lief ding met die kleine schattige snaren, maar het heeft ook kloten.’

We bevinden ons in het tuinhuisje bij zijn benedenwoning in de Amsterdamse wijk De Baarsjes. In plaats van de imposante boom ernaast te kappen, heeft de architect het huisje eromheen gebouwd: waar de boom naar rechts knikt, buigt ook het houten dak naar rechts. Hier zit Van Roozendaal (50) elke dag zijn liedjes te componeren, het is zijn veilige haven waar hij alleen is met zijn gedachten en muziek.

Vandaag is alles lief: het tuinhuisje, de merel in de boom, zelfs de borende buurman. ‘Lief, zei ik...