Al bijna twee jaar zit hij in uitleveringsdetentie op beschuldiging van betrokkenheid bij de genocide. Diverse verklaringen spreken dit tegen, maar Nederland schaart zich tot nu toe kritiekloos achter de Rwandese justitie en president Paul Kagame.

Jean Claude Iyamuremye ziet er gezond uit en is goed gehumeurd. Verbazingwekkend voor een man die al bijna twee jaar in uitleveringsdetentie zit omdat hij wordt verdacht van massamoord tijdens de genocide in Rwanda in april 1994. Hij is een slanke, lange verschijning in spijkerbroek en wit overhemd. We spreken elkaar in de penitentiaire inrichting in Zoetermeer in een kale, witgeverfde ruimte waar normaal advocaten met hun cliënten overleggen. Achter mij aan de muur zit een rode alarmknop. Als een gevangene gevaarlijk wordt, moet je daarop drukken, zei de bewaker.

Het was niet makkelijk om Iyamuremye te spreken te krijgen. Het ministerie van Justitie weigerde een interviewverzoek. Ze vonden het na overleg met de Rwandese autoriteiten die om zijn uitlevering hebben gevraagd ‘niet opportuun’ dat Iyamuremye met de media zou spreken. In Rwanda mocht een gevangene immers ook niet praten met de pers. Publicatie van een interview met een potentiële moordenaar zou ‘de gevoelens van nabestaanden van de genocide’ kunnen krenken. Justitie vreesde verder voor de ‘niet voorzienbare invloed’ op de Nederlands-Rwandese verhoudingen. Met deze afwijzing nam ik – vanzelfsprekend – geen genoegen. Een juridische strijd volgde die eindigde in een kort geding. De rechter oordeelde dat Justitie me ten onrechte toegang had onthouden, en ik kon Iyamuremye eindelijk in persoon ontmoeten.

Leugen

Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is Iyamuremye een massamoordenaar. De dienst beschuldigt Iyamuremye ervan dat hij als 18-jarige jongen op 11 april 1994 deelnam aan slachtpartijen bij de Ecole Technique Officielle (ETO) in de Rwandese hoofdstad Kigali. Hier kwamen meer dan tweeduizend mensen om het leven. Ook zijn vader François en broer Gérard zouden hebben meegedaan. Iyamuremye zou prominent lid zijn geweest van de gevreesde jongerenmilities van de extremistische Hutu-organisatie Interahamwe. Iyamuremye verloor de juridische procedure en werd in juli 2013 in voorlopige hechtenis genomen. Hij zou als ongewenst vreemdeling worden uitgezet. Een paar maanden later veranderde de juridische status van Iyamuremye volledig toen Rwanda om zijn uitlevering vroeg. Hij bleef in de gevangenis, maar het heette vanaf dat moment uitleveringsdetentie. Rwanda nam de beschuldigingen van de IND over. Ook de uitleveringsprocedure verloor Iyamuremye. Nu wacht hij wacht al bijna een jaar op de beslissing van de minister van Justitie of hij mag worden uitgeleverd of niet.

De meerderheid van de Tweede Kamer blijft geloven in de Rwandese versie van het verhaal, met Kagame als grote held

Maar Iyamuremye heeft een heel andere versie van de feiten dan de IND en Rwanda. Zijn vader was burgemeester van een deelgemeente van de hoofdstad Kigali, ze hadden een groot huis met meerdere gebouwen en een stuk grond. Zijn eigen moeder is een Tutsi, en een groot deel van zijn familie aan moeders kant is uitgemoord. ‘Ik een moordenaar?’ zegt hij. ‘Integendeel. Op die ochtend in 1994 was ik inderdaad bij de ETO, maar om bevriende families te redden. We hebben toen mensen meegenomen die we op ons terrein hebben verborgen.’ Iyamuremye’s vader werd in 1996 vermoord op straat gevonden. Zijn broer werd een jaar later meegenomen door Rwandese militairen; sindsdien is er niets meer van hem gehoord.

Iyamuremye heeft één probleem: in de Congolese hoofdstad Kinshasa, waar hij in 1998 was beland, vertelde hij een medewerker van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR dat hij ten tijde van de genocide niet in Rwanda was. En dat was een leugen. Hij was immers wél in Kigali. En die leugen achtervolgt hem al jaren. ‘Een ongelofelijk stommiteit, dat had ik nooit moeten doen,’ geeft hij nu toe. ‘Ik wilde destijds heel graag naar Europa. Mijn vrouw was zwanger van ons eerste kind en ze was toegelaten tot Noorwegen. De man van de UNHCR zei me dat ik beter kon zeggen dat ik buiten Rwanda verbleef toen de moordpartijen begonnen, want dat zou mijn procedure vergemakkelijken. Hij heeft toen een eerdere – wel juiste verklaring – van mij in de computer gewist en deze ervoor in de plaats gezet.’ René Bruin, hoofd van het UNHCR-kantoor in Nederland, heeft deze bewering geverifieerd bij degene die destijds verantwoordelijk was voor het interview met Iyamuremye en de voordracht aan Nederland. Bruin: ‘De man ontkende ten stelligste een dergelijke conversatie met de heer Iyamuremye te hebben gehad.’

Het officiële verhaal

Al jaren hou ik me bezig met Rwanda en vooral ook met de innige Nederlands-Rwandese verhoudingen. Nederland trok zich na de genocide het lot van Rwanda aan en steunde sindsdien vooral het justitiële apparaat met vele miljoenen. Met Nederlands geld werden rechtbanken en een gevangenis gebouwd, rechters en officieren van justitie opgeleid, er vlogen regelmatig Nederlandse adviseurs in. In Rwanda stierven in 1994 bijna één miljoen mensen tijdens een gruwelijke genocide. Hutu-extremisten hakten in op Tutsi’s. De moordpartijen kwamen op gang nadat diezelfde Hutu’s een vliegtuig uit de lucht schoten waarin de Rwandese én de Burundese president zaten.

Tutsi's op de vlucht. Angst voor de genocide in Rwanda, 1994. Foto: Jose Nicolas/Corbis/HH
Tutsi’s op de vlucht. Angst voor de genocide in Rwanda, 1994. Foto: Jose Nicolas/Corbis/HH

Althans, dat is het officiële verhaal. De werkelijkheid is zoals altijd een stuk ingewikkelder.

In die dagen rukten Tutsi-troepen van het Rwandan Patriotic Front onder leiding van de huidige president Paul Kagame op vanuit Uganda. Tijdens hun opmars maakten zij tienduizenden slachtoffers, allemaal Hutu’s, iets waarover niet gepraat mag worden in het huidige Rwanda. En er zijn ook sterke aanwijzingen dat juist Kagame opdracht gaf het presidentiële vliegtuig uit de lucht te schieten. Zijn voormalige chef-staf en zijn ex-bodyguard hebben daarover zeer belastende verklaringen afgelegd. Beiden verblijven al jaren in ballingschap en zijn verschillende keren ontkomen aan aanslagen. Alle tekenen wijzen erop dat het regime hier de hand in heeft gehad.

Toch blijven in Nederland ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, rechters die beslissen over asielzaken, maar ook de meerderheid van de Tweede Kamer geloven in de Rwandese versie van het verhaal, met Paul Kagame als grote held. Oké, zo is de gedachtegang, Kagame is misschien een autoritaire leider, maar hij is wél democratisch gekozen. Dat de afgelopen twee verkiezingen overduidelijk werden gemanipuleerd en dat er nooit echte tegenkandidaten zijn, lijkt bijzaak. Kagame heeft Rwanda omgetoverd in een – oppervlakkig gezien – goed werkend land dat voor Afrika prachtige groeicijfers laat zien. Een aantal keren, als hij wapens blijkt te leveren aan Congolese rebellen, is er eventjes sprake van een bekoeling van de relaties, maar tot nu kwam dat altijd weer goed.

Genocide-revisionisme

Nederland werkte ook van harte mee met de Rwandese justitie toen oppositieleider Victoire Ingabire voor de rechtbank in Kigali stond. Ingabire woonde met haar gezin jarenlang in Nederland. Toen ze terugkeerde naar Rwanda en vrijwel meteen na aankomst werd gearresteerd, deed Justitie in Nederland een inval in haar huis en stuurde bewijsstukken naar Rwanda die in haar zaak werden gebruikt. Ingabire werd na een politiek proces (zo oordeelden zowel Amnesty International als Human Rights Watch) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar omdat zij verdeeldheid tussen bevolkingsgroepen zou zaaien en ‘genocide-revisionisme’ zou uitdragen. En dat terwijl ze nooit ontkend heeft dat een genocide heeft plaatsgehad en alleen maar de discussie wilde aanzwengelen over de andere moordpartijen in 1994, die van Kagame’s oprukkende leger onder de Hutu-bevolking. Ze had er genoeg van dat alle Hutu’s altijd maar moesten zeggen dat zíj de daders zijn, dat alle Hutu’s boven de vijftien als potentiële moordenaars worden gezien.

Nog maar twee jaar geleden kwam er een oekaze van Kagame zelf dat Hutu’s zich en bloc moesten verontschuldigen tegenover de Tutsi’s, zelfs Hutu-kinderen die nauwelijks benul hebben van wat er twintig jaar geleden is gebeurd.In 2007 werd door de Immigratiedienst in Den Haag het Rwanda Project opgetuigd. Een ambtenaar stelde ‘uit eigen ervaring’ te weten dat heel wat Rwandese asielzoekers waren toegelaten zonder dat hun achtergrond was gecheckt, zo blijkt uit een e-mail die met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur toegankelijk werd. Zijn zoektocht werd met instemming verwelkomd door zijn meerderen, en beschouwd als ‘een morele plicht’ en ‘een politieke wens en noodzaak’.De afgelopen jaren nam de IND meer dan 450 dossiers onder de loep. Zo’n dertig Rwandezen werden vervolgens beschuldigd van massamoord, waarbij de IND zich in het overgrote deel van de gevallen baseerde op bewijsmateriaal afkomstig van internet, dubieuze rapporten en informanten uit Rwanda. Toevalligerwijs gaat het vaak om Rwandezen die actief zijn bij de oppositie of die bezittingen hebben in het land. De gevolgen zijn ingrijpend. Van de ene op de andere dag wordt de verdachten van oorlogsmisdaden hun vluchtelingenstatus afgenomen en zijn ze illegaal. Niemand komt voor ze op. Geen enkele politicus wil zich immers hard maken voor potentiële massamoordenaars.

Vrijgesproken

Jean Claude Iyamuremye is een van die mensen. Hij zit, zoals gezegd, al twee jaar vast, ongelofelijk lang voor iemand die in Nederland nog nooit een misdaad pleegde. Zijn vrouw Jeanette moet nu in haar eentje drie kleine kinderen opvoeden én de kost verdienen. Want sinds Iyamuremye wordt verdacht van massamoord zijn alle voorzieningen voor hem stopgezet. Iyamuremye denkt dat de Immigratiedienst is getipt door Rwanda. Enkele getuigen die hem afschilderen als massamoordenaar werden al in 2007 gehoord door het Rwandese openbaar ministerie, drie jaar voordat er in Nederland een onderzoek naar hem werd gestart. Maar kloppen alle beschuldigingen wel?

Niemand komt voor ze op. Geen enkele politicus wil zich immers hard maken voor potentiële massamoordenaars

Allereerst de vermeende lijst met etnisch gemotiveerde Tutsi-haters waarop hij voor zou komen. Het klopt dat er een document bestaat waarop zijn naam staat, maar dat is een lijst namen van de burgerbescherming. Deze burgerwacht was in het leven geroepen om de bevolking te beschermen tegen aanvallen van het oprukkende leger van Kagame. Het was uitdrukkelijk geen lijst van extremistische Hutu’s. Maar dat feit, dat door opeenvolgende advocaten is ingebracht, kreeg bij de rechter geen enkel gehoor. Dat moest in Rwanda maar worden uitgezocht tijdens de rechtszaak.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst baseerde zich bij de totstandkoming van haar oordeel voor een belangrijk deel op verklaringen uit het rapport ‘Left to die at ETO and Nyanza’ uit 2001 van de mensenrechtenorganisatie African Rights. Die organisatie is omstreden omdat ze zich dicht tegen de Rwandese overheid heeft aan genesteld. Verschillende Rwandezen die door African Rights aanvankelijk werden beschuldigd van deelname aan de genocide, zijn later van alle blaam gezuiverd.

Zo zou voormalige brigade-generaal Léonidas Rusatira mede leiding hebben gegeven aan de moordpartijen bij ETO, terwijl hij zelf juist zei honderden Tutsi’s in veiligheid te hebben gebracht. Bij het Rwanda Tribunaal van de Verenigde Naties werd Rusatira bij gebrek aan bewijs vrijgesproken. Hij schreef een brief aan Iyamuremye waarin hij hem te hulp schoot. ‘Is niet ook Jean Claude Iyamuremye een slachtoffer van valse beschuldigingen?’ zo vroeg de oud-militair zich af.

Jean Claude met zijn vrouw Jeanette. Foto: Privéarchief Iyamuremye
Jean Claude met zijn vrouw Jeanette. Foto: Privéarchief Iyamuremye

De beschuldigingen tegen Iyamuremye zijn ook gebaseerd op vier anonieme getuigen die in Rwanda werden opgespoord door een Rwandese onderzoeker in opdracht van de Nederlandse ambassade. Maar spraken ze wel de waarheid? De tolk die bij de gesprekken aanwezig was en van wie de naam bij de redactie van Vrij Nederland bekend is, verklaarde dat zij allen een motief hadden om Iyamuremye te beschuldigen. Een getuige zou een belastende verklaring hebben gegeven om zo een broer uit de gevangenis te krijgen. Twee broers zouden in ruil voor hun verklaringen grond hebben mogen inpikken van Iyamuremye’s familie. En dan had je ook nog een getuige, die als werkster bij familie van Iyamuremye werkte. Ook zij hoopte volgens de tolk te delen in de rijkdom van Iyamuremye’s familie, mochten de bezittingen ooit onteigend worden.

Deze informatie werd door de rechter in 2013 terzijde gelegd. De rechtbank in Den Haag oordeelde dat ‘in beginsel’ mag worden uitgegaan van de juistheid van een ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken waarin de anonieme getuigen werden opgevoerd, en dat er ook geen aanleiding was daar nu van af te wijken.

De Belgische leraar Christiaan De Beule die in die jaren doceerde aan de ETO, kende de familie van Iyamuremye. ‘Hun vader was een autoriteit in de buurt,’ vertelde de inmiddels gepensioneerde De Beule toen ik hem in een klein dorpje in de buurt van Brussel opzocht. ‘Wat ik zeker weet, is dat de familie Tutsi’s in huis heeft genomen. De vader was zeker geen Tutsi-hater, hij was immers met een Tutsi getrouwd.’

Dat Iyamuremye een prominent lid was van de extremistische Hutu’s van de Interahamwe lijkt De Beule zeer onwaarschijnlijk. ‘Hij was in die periode zeventien jaar en liep nog in een korte broek. Nou, dat soort jongens had geen enkel gezag. De lokale autoriteiten organiseerden burgerwachten die bestonden uit Hutu’s en Tutsi’s. Ze kregen een fluitje om bij onraad de politie te waarschuwen. Dat waren inderdaad vaak jongeren zoals Iyamuremye.’ Ook de getuigenis van De Beule werd door de Rechtbank afgewezen, omdat hij op het moment van de moordpartijen bij de ETO niet op de plek zelf aanwezig was.

Huiveringwekkende vlucht

Iyamuremye is ervan overtuigd dat Rwanda zijn uitlevering wil omdat hij in 1998 ooggetuige was van een massaslachting in het stadje Mbandaka aan de Congo-rivier. Daarover wilde hij me heel graag spreken, maar ook over zijn lange vlucht dwars door Congo waar hij herhaaldelijk ontkwam aan andere moordpartijen. Voor mijn bezoek aan Iyamuremye had ik hierover alleen maar schetsmatige verhalen gehoord van zijn advocaat en van zijn vrouw Jeanette, maar details ontbraken.

We gingen in het kantoortje op de grond zitten en we huilden. De moordpartij ging drie uur lang door.

Tijdens mijn bezoek aan Iyamuremye in Zoetermeer spraken we het eerste kwartier over zijn leven in Nederland en over zijn vrouw en kinderen. Maar al snel begon hij te vertellen over zijn huiveringwekkende maandenlange vlucht, te voet, vijftienhonderd kilometer dwars door Congo, samen met duizenden haveloze Hutu’s, onder wie veel vrouwen en kinderen. De vluchtelingen hadden nauwelijks eten of drinken, stierven als vliegen aan malaria, cholera of gele koorts. Maar de meesten werden gedood door de kogels en granaten die werden afgevuurd door Rwandese soldaten die hen dwars door de jungle opjoegen. Naar schatting van de UNHCR stierven bij deze militaire operatie tussen november 1996 en mei 1997 zo’n 200.000 mensen.

Hoe meer Iyamuremye vertelde over zijn mars door de hel, hoe verdrietiger hij werd. Hij leek zeer getraumatiseerd door wat hij had meegemaakt. Zijn lange mars begon op 28 oktober 1996. Hij woonde toen ruim twee jaar in een kamp bij de Congolese stad Bukavu, vlak bij de grens met Rwanda. Hij was daar chauffeur. Die dag begon het door Kagame aangekondigde offensief tegen Hutu-extremisten die zich in de vluchtelingenkampen tussen de burgers ophielden. Maar daar wist Iyamuremye op dat moment niets van. Voor hem kwam de aanval als een complete verrassing. Uit het niets vielen granaten op het kamp, de bewoners sloegen massaal op de vlucht; zo ook Iyamuremye, zijn broer Gerard, diens vrouw en een neef. Ze sliepen die eerste nacht in een ander kamp, tien kilometer verderop, maar ook dat werd aangevallen. Niet veel later scheidden de wegen van de twee broers zich. Gerard, zijn vrouw en de neef bleven achter, Iyamuremye besloot verder te trekken.

Congolese rebelen

Samen met honderden anderen liep hij het oerwoud in, op de hielen gezeten door Rwandese soldaten die werden gesteund door Congolese rebellen. Dagelijks werden ze beschoten, nooit konden ze ergens rusten. Ergens in januari 1997 – exacte data weet hij vanzelfsprekend niet – bereikte Iyamuremye de rivier de Congo, de machtige stroom die het enorme land door midden deelt. Plaatselijke bewoners wilden de vluchtelingen best overzetten met bootjes, maar dan moest er wél betaald worden. Geld wilden de plaatselijke bewoners niet en dus haalde Iyamuremye uit een tas zijn allerlaatste bezittingen: twee stukjes zeep, twee pakken koekjes, een bord en een lepel. Nadat ze aan de overkant waren aangekomen, zagen ze achter zich op de andere oever militairen verschijnen die duizenden vluchtelingen voor zich uit dreven. Iyamuremye zag hoe mensen werden vermoord, hoe anderen in paniek de rivier in sprongen, sommigen hoopten de overkant te halen door zich vast te klampen aan planken, bamboe stokken of stukken plastic, de meesten verdronken.

Iyamuremye en zijn inmiddels flink uitgedunde groep stonden voor een belangrijke beslissing. Zouden ze dwars door het oerwoud buurland Congo Brazzaville proberen te bereiken, of was het beter om naar het andere buurland, de Centraal-Afrikaanse Republiek, te trekken? De tocht naar Brazzaville, zo zeiden dorpsbewoners die de weg kenden, zou erger zijn dan wat ze tot dan toe hadden meegemaakt. De temperaturen zouden ondragelijk worden, en er zou onderweg nauwelijks eten of water zijn. Toch besloot Iyamuremye met een twintigtal anderen die route te nemen, ook nu weer achtervolgd door soldaten die er volgens hem zo langzamerhand ‘een spelletje’ van leken te maken hen te vangen en te doden.

Mbandaka: de moordpartij in het havenstadje duurde uren
Mbandaka: de moordpartij in het havenstadje duurde uren

Op de ochtend van 13 mei 1997 kwam de gehavende troep aan in een vluchtelingenkamp in het plaatsje Wendji. Hier hadden ze twee dagen rust, maar daarna moesten ze – het wordt eentonig – opnieuw op de vlucht. ‘Er vielen raketten op het kamp. Alles stond in brand,’ herinnerde Iyamuremye zich. ‘Ik liep zigzaggend tussen de brandende tenten en sprong de rivier de Congo in. Dat ik daartoe in staat was, verbaast me ook nu nog. Ik kan namelijk helemaal niet zwemmen! De militairen gooiden granaten naar ons, maar als door een wonder ontsnapte ik ook nu weer aan de dood. We waadden door het water, dat tot aan mijn kin kwam. Af en toe werd ik geholpen door anderen.’ Tweehonderd meter verder gingen ze aan land en renden ze voor hun leven. Twintig kilometer achter elkaar. Tot ze rond een uur of elf in de ochtend aankwamen in Mbandaka.

Mbandaka is een havenstadje aan de rivier, een verzameling huizen aan het water, met een paar overheidsgebouwen daarachter. ‘We troffen in het haventje duizenden mensen die allemaal net als wij de rivier over wilden om naar Brazzaville te komen, dat een paar dagtochten verderop ligt,’ zei Iyamuremye. De spanning was ook hier voelbaar. In de verte waren geweerschoten te horen.

Ten opzichte van zijn medevluchtelingen had Iyamuremye één groot voordeel: hij sprak de plaatselijke taal Lingala. En dus kon hij verstaan wat de plaatselijke bewoners tegen elkaar zeiden. Al snel ontdekte Iyamuremye dat onderling was afgesproken dat Congolezen een witte hoofdband in hun haar deden om aan te geven dat ze geen Hutu waren. Bij een handelaar kocht hij meteen ook zo’n band, ondanks al die maanden op de vlucht had hij nog steeds een klein beetje geld.

Auto met bier

Op straat tussen alle vluchtelingen zag Iyamuremye drie goed geklede, duidelijk plaatselijke notabelen. Hij sprak ze aan in het Lingala, waar ze zeer verbaasd over waren. Een van hen begon vragen te stellen, en Iyamuremye vertelde over de moordpartijen eerder die dag in Wendji en ook dat de soldaten elk moment konden arriveren. De vragensteller was de havenmeester van Mbandaka, genaamd Bertin Mboyo. Hij trok zich het lot van Iyamuremye aan. Dat ze dezelfde taal spraken, vergemakkelijkte het contact. Een medevluchteling die géén Lingala sprak, werd door hem genegeerd, herinnerde Iyamuremye zich.

Toen niet veel later inderdaad Rwandese militairen het stadje introkken en het vuur openden, trok Mboyo Iyamuremye gehaast met zich mee. Dankzij de witte band in hun haar wisten ze een groepje militairen probleemloos te passeren. Terwijl de kogels om hun oren vlogen, renden ze naar Mboyo’s kantoor. Van daaruit hadden ze vol uitzicht op de gruwelijkheden die zich in de uren daarna zouden voltrekken. Iyamuremye: ‘Militairen openden het vuur op mensen die al in boten waren geklommen, en op hen die in het water sprongen. Anderen werden naast elkaar op de grond gezet, hun armen gebonden. Militairen sloegen hun schedels in, zo hard dat hersenen op de grond spatten. Een vrouw werd aan haar haar over de grond gesleept totdat ze een grote bloederige massa was. Het waren vooral kindsoldaten die zo te keer gingen. “Foka, foka,” werd tegen ze geroepen, wat in het Swahili zoiets betekent als “laat zien wat je kunt”. Als ze met een klap iemand doodden, waren ze een held. De havenmeester en ik konden het niet aanzien. We gingen in het kantoortje op de grond zitten en we huilden. De moordpartij ging drie uur lang door. Toen kwam er een auto met bier en was er een kleine pauze. Daarna kregen de soldaten de opdracht het karwei af te maken. Het water in de haven was roodgekleurd, lijken raakten verstrikt in het wier.’

In Mbandaka werden volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch die dag zo’n dertienhonderd Hutu-vluchtelingen afgeslacht. Om half vier ’s middags werd het rustig. Havenmeester Mboyo vertrok naar huis. Hij beloofde Iyamuremye te komen halen zodra het kon. In de dagen die volgden, zat Iyamuremye alleen in zijn schuilplaats. Hij zag hoe de Rwandese soldaten de lijken in de haven weghaalden.

Geheim zolderkamertje

Havenmeester Mboyo is inmiddels overleden, maar zijn zoon Junior vond ik in december 2014 terug in de Congolese hoofdstad Kinshasa. We spraken elkaar in de lobby van hotel Ave Maria, hij zat zwetend tegenover me. De elektriciteit was uitgevallen en dus deed de airco het niet. Junior ging gekleed in een bruine broek, geruit overhemd en lichtbruine herenschoenen met grote punten. Ja, hij was inderdaad opgegroeid in Mbandaka, maar waarom wilde ik praten over gebeurtenissen van twintig jaar geleden? Ons eerste gesprek duurde kort, nog geen twintig minuten. Hij beloofde terug te komen voor een echt interview. Even was ik bang dat het een smoes was; het zou niet de eerste keer zijn dat in Congo iemand wegwandelt om nooit meer wat van zich te laten horen. Maar tot mijn opluchting klopte Junior twee dagen later op ongeveer het afgesproken uur op de deur van mijn hotelkamer. Zijn getuigenis is van juridisch belang omdat hij het verhaal van Iyamuremye op alle details bevestigt.

Junior vertelde hoe hij en zijn broertjes en zusjes aanvankelijk van niets wisten. ‘Wij hadden geen idee dat onze vader een Rwandese vluchteling in zijn kantoor had verborgen. Dat was echt heel gevaarlijk,’ zei Junior. ‘Mijn moeder was wél op de hoogte en maakte eten voor hem dat mijn vader hem bracht. En ik gaf op mijn vaders verzoek ook een broek en een hemd mee, ik begreep helemaal niet waarvoor.’

Toen Iyamuremye na drie dagen aan de familie werd voorgesteld, zei vader Mboyo dat het een broer van zijn zwager was. Junior: ‘Daar geloofde ik al meteen helemaal niets van. De man die tegenover me stond had gezwollen, kapotte voeten. Je zag dat hij veel gelopen had. Hij had de uiterlijke kenmerken van een Rwandees, hij was rank en had een scherp gesneden gezicht, terwijl wij Congolezen veel breder zijn.’ Die eerste dagen was Iyamuremye stil en teruggetrokken. ‘Mijn moeder was verpleegster en zo bezorgd over zijn welzijn, dat ze Iyamuremye Diazepam gaf om rustig te blijven. Ze was bang dat hij zelfmoord zou plegen.’

Zijn vriend vertelde hem later dat hij door het oog van de naald was gekropen. ‘Ze waren gekomen om je te doden.’

Uiteindelijk zou Iyamuremye tien maanden bij de familie blijven. De eerste tijd moesten ze hem verbergen op een geheim zolderkamertje omdat Rwandese militairen een villa tegenover het huis van Mboyo hadden betrokken. Op dat kamertje lag Iyamuremye het merendeel van de tijd te slapen, versuft door zijn medicatie, herinnerde Junior zich. Maar na verloop van tijd vertrokken de Rwandezen uit de straat, kon Iyamuremye wel naar buiten en deed hij klusjes voor de familie. ‘Hij was als een broer,’ zei Junior. ‘Hij vertelde veel over zijn tocht dwars door Congo.’

Na al die maanden wisten steeds meer inwoners van het kleine stadje dat bij de Mboyo’s een Rwandees in huis zat en opnieuw sloeg het noodlot toe. Hij werd opgehaald door leden van de Congolese veiligheidsdienst, samen met een aantal Rwandese officieren. Hij werd verhoord. Wat had hij gezien van de moordpartijen? Het zag er slecht uit. Maar opnieuw had Iyamuremye het geluk aan zijn kant. Het hoofd van de Congolese militairen inlichtingendienst die bij het gesprek aanwezig was, bleek een oude bekende uit de stad Bukavu waar Iyamuremye in het vluchtelingenkamp werkte als chauffeur. De man weigerde Iyamuremye over te dragen aan de Rwandezen. Wel belandde hij in de cel, waar de Rwandezen hem nog een paar keer hebben geprobeerd te verhoren, maar telkens veinsde Iyamuremye het Kinyarwanda niet machtig te zijn. Na veertig dagen was hij weer vrij man.

Tegen die tijd was de chaos in de hoofdstad Kinshasa compleet. Rebellenleider Laurent Kabila was inmiddels president en stond lijnrecht tegenover zijn voormalige bondgenoten; Rwanda had genoeg van Kabila en probeerde de nieuwe president te verdrijven. Voor Iyamuremye, zeshonderd kilometer verderop in Mbandaka, hadden de Rwandezen even geen belangstelling meer. Zijn vriend van de militaire inlichtingendienst vertelde hem later dat hij door het oog van de naald was gekropen. ‘Ze waren gekomen om je te doden.’

Vergeten genocide

Een paar maanden later stapte Iyamuremye op een boot naar Kinshasa, op zoek naar werk en naar een mogelijkheid om naar het Westen te komen. Hij vond onderdak in de hoofdstad en al snel werkte hij zich op tot vertegenwoordiger van de Hutu-gemeenschap in de stad. Ook ontmoette hij er zijn vrouw Jeanette, met wie hij in 2002 trouwde. Zij kreeg niet lang daarna – ze was inmiddels zwanger – een visum om naar Noorwegen te gaan. Iyamuremye werd uitgenodigd door Nederland. Pas toen Jeanette en de baby in 2004 ook toestemming kregen zich in Nederland te vestigen, zag Iyamuremye zijn dochter voor het eerst; ze is dan twaalf maanden oud. Iyamuremye pakte zijn oude vak van chauffeur weer op, vestigde zich in Voorburg en zijn leven leek hem eindelijk toe te lachen. Totdat hij in het voorjaar van 2011 te horen kreeg dat hij verdacht werd van deelname aan de genocide en tot ongewenst vreemdeling werd verklaard.

Hoe kon het dat de VN nu het leger van Rwanda beschuldigde van het plegen van gruwelijkheden in Congo?

Het heeft iets ironisch, een man die zelf overlevende is van een enorme moordpartij in de uitgestrekte oerwouden van Congo, wordt ervan beschuldigd een massamoordenaar te zijn. Naar de ‘vergeten genocide’ die tussen oktober 1996 en mei 1997 plaatsvond, is door de Verenigde Naties onderzoek gedaan. Maar makkelijk ging dat niet. Toen in 1998 de eerste VN-onderzoekers naar Mbandaka wilden gaan, ondervonden ze veel tegenwerking van de Congolese autoriteiten, en ook later verliep het onderzoek moeizaam. Uiteindelijk kwam in 2010 het zogenaamde ‘mapping report’ uit dat mensenrechtenschendingen in Congo in kaart bracht en waarin ook uitgebreid werd stilgestaan bij de vergeten genocide. Iyamuremye was voor dit rapport een van de getuigen.

De autoriteiten in Kigali waren woedend. Hoe kon het dat de Verenigde Naties die de genocide van 1994 op haar beloop had gelaten, nu het leger van Rwanda beschuldigde van het plegen van gruwelijkheden in Congo? Ze deden het rapport af als ‘eenzijdig’, ‘immoreel’ en ‘onacceptabel’. Sindsdien is van de vergeten genocide weinig meer vernomen. Voor de tweehonderdduizend slachtoffers is nog nooit een herdenkingsdienst gehouden.

Finaal oordeel
Hoe moet het verder met Jean Claude Iyamuremye? De juridische procedures zijn bijna uitgeput. Het is nu aan minister van Justitie Ard van der Steur om te beslissen of hij mag worden uitgeleverd. Advocaat Bart Stapert kan die beslissing daarna nog slechts door een kortgedingrechter laten toetsen en eventueel proberen steun te vinden bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens.
In december van het afgelopen jaar verscheen een brief in NRC Handelsblad waarin toenmalig staatssecretaris Fred Teeven gevraagd werd af te zien van uitzetting van Rwandezen die van genocide worden verdacht omdat hun ‘geen eerlijke en onpartijdig proces’ te wachten staat in Rwanda. Politici als oud-minister van Defensie Eimert Middelkoop, oud-Kamerlid voor het CDA Kathleen Ferrier, burgemeester van Wassenaar Jan Hoekema en auteurs David Van Reybrouck en Lieve Joris ondertekenden de brief, waar ook mijn naam onder stond. Rwanda was, zo stelden we ‘een eenpartijstaat waarin geen ruimte is voor vrij opererende oppositie, pers en maatschappelijke middenveld’. Ook schreven we in de brief dat Rwanda ‘politieke motieven’ had om in Nederland verblijvende landgenoten te veroordelen en dat het regime in Kigali er niet voor zou terugdeinzen politieke tegenstanders ‘te bedreigen en te vermoorden’.
Maar Teeven liet zich niet vermurwen. Volgens hem bevatten de justitiële procedures in Nederland ‘voldoende waarborgen’ en dus is ‘zorgvuldigheid gegarandeerd’, zo liet hij in januari in een brief weten. Een dezer weken zal minister Ard van der Steur in de zaak van Iyamuremye zijn finale oordeel geven.
Dit stuk is tot stand gekomen met medewerking van Harm Ede Botje.