Het laatste interview met Rutger Kopland

Zijn vrouw doet de deur open. Hij zit te wachten en spreekt me toe: ‘Ik zeg het maar: het gaat heel slecht. Het zal niet lang meer duren.’

De zon staat hoog in een koude hemel. Glimmen, het Groningse dorpje ten zuiden van Haren, houdt zich stil: meer fietsers dan auto’s, meer brievenbussen dan telefoonwinkels. Het is een huis waar je je voeten veegt, al zijn je schoenen niet vies. Waar regels gelden die twintig jaar geleden ook al golden. ‘Fysiek is er niets van mij over,’ zegt de oude man tegenover mij. ‘En iedere dag ga ik achteruit. Het geestelijk deel van mijn lichaam functioneert nog wel. Maar voor de rest is het echt afgelopen. Ik voel mijn hart het opgeven.’ Het huis waar Rutger Kopland en Rudi van den Hoofdakker wonen, samen met hun vrouw Ineke, staat vol potten, glazen en stapels boeken. Ze wonen hier sinds 1962, de eerste vijf jaar onder tamelijk barre omstandigheden, vertelt Ineke. De wc was een ton die je zelf moest legen achter...