Plaats van leven

Wat viel u het eerste op in Nederland?

‘Er hing een doordringende geur van mest. Die geur heb ik later altijd aan vrijheid gekoppeld.’

In 2006 ging u voor het eerst terug. Hoe ziet u Somalië nu?

‘Ik kijk niet meer door een roze bril naar het land. Ik ben een droom en een illusie armer. Rationeel wist ik het wel, maar ik wilde het niet geloven. Ik róók de angst, de armoede en de ellende. De uitzichtloosheid en vergankelijkheid van het leven waren nog nooit zo zichtbaar. De mensen hadden lege ogen, zonder levenslust. Ik vroeg me af: waarom heb ik wel de kans in vrijheid te leven?’

Welke herinnering koestert u?

‘Bij ons op de binnenplaats kwamen de vrouwen uit de buurt om zich te wassen. Sterke vrouwen, zo zag ik ze. Ze hadden het altijd over mannen. “Kleine meisjes hebben grote oren,” zeiden ze altijd. Dus ze zorgden wel dat ik niets zou horen. Ik deed daarom altijd alsof ik aan het spelen was, ondertussen volgde ik alles vanuit mijn ooghoek. Somalische vrouwen...