Het is zo’n dag waarvan Karl Marx alleen maar had kunnen dromen.

Het was zijn ideaal om ‘het ene vandaag te doen, en het andere morgen, om ’s ochtends te jagen, ’s middags te vissen, ’s avonds vee te telen en na het eten te discussiëren.’ Met al dat vissen en jagen zou de klasseloze maatschappij dan een feit zijn en het leven een pretpark, maar mij heeft toch altijd de eentonigheid gestoord, dat eeuwige gescharrel om voedsel, waarna deze visser/herder/jager ‘na het eten’ aan het kritiseren slaat. Wie had dat eten dan bereid? Was er zelfs in Marx’ klasseloze maatschappij toch altijd weer gewoon een dienstmeid?

Goed, mijn ideale dag. Ik fiets in de niet al te vroege morgen naar de AutoRai, alwaar geen parkeerproblemen. Eens in de twee jaar wreekt zich het feit dat mijn vriendenkring enigszins eenzijdig is samengesteld, want ik heb altijd moeite een compagnon te vinden die me wil vergezellen. ‘Je hebt niet eens een rijbewijs,’ zeggen ze, en ik leg uit dat de...