Interview Kamerlid Tofik Dibi

Tofik Dibi is zijn sleutels vergeten. Het is vrijdagavond en we staan voor de dichte deur van zijn flat. ‘Vanochtend ben ik het huis uit gerend,’ zegt hij enigszins verontschuldigend. ‘Dan gebeuren dit soort dingen altijd.’ Dibi tuurt naar zijn Black-berry. Het Surinaamse afhaaleten dat in een plastic tasje aan zijn hand bungelt, wordt langzaam koud.

Bijna vijf jaar is Tofik Dibi (30) nu Kamerlid, en nog altijd woont hij met zijn moeder en twee broers in het huis waar hij is opgegroeid. Een portiekwoning in Slotervaart, de Amsterdamse krachtwijk die de laatste jaren zo vaak negatief in het nieuws was. De straat oogt wat smoezelig: auto’s dwars over de stoep, plukjes jongens op de hoek, een woud aan schotelantennes. De namen bij de benedendeur getuigen van een mono-etnische populatie: Hamzaoui, Imechd, El Hadraoui, Souklali.

Het is niet dat Tofik Dibi niets anders kan krijgen; van zijn salaris als parlementariër had hij allang een fraai appartement...