De kerk is geen comfortabele omgeving voor vernieuwers. Ritueel en liturgie bestaan bij de gratie van traditie: pas door de eindeloze herhaling ontstijgt een gebed of gezang het alledaagse en kan het iets eeuwigs gaan vertegenwoordigen. Het moet voelen alsof er nooit een maker aan te pas is gekomen. Alleen al daardoor is dichter en theoloog Huub Oosterhuis (1933) altijd controversieel geweest. De protestantste Vrije Universiteit verleende hem een eredoctoraat vanwege zijn verdiensten voor de vernieuwing van de liturgie, maar zijn eigen katholieke kerk gaf hem nooit enig blijk van waardering. Sterker nog: bisschop Wiertz stelde dat Oosterhuis ‘de kerkleer bestrijdt’.
Toch kunnen ook de bisschoppen Oosterhuis’ diepgaande invloed op de geloofstaal niet ontkennen. Katholieken én protestanten zingen wekelijks zijn liederen. Zoals hij zelf fijntjes verklaarde: ‘Niet één van de huidige bisschoppen ontving zijn wijding zonder een liedje van mij.’
Huub Oosterhuis gelooft in het hiernumaals
Hij zoekt naar de ethische kern van het geloof. Hij schrijft gedichten die dat verwoorden. Daarin heeft hij iets missionairs. Dat levert Huub Oosterhuis vrienden en vijanden op.