Je neemt een patroon van witte en van oranje lijnen, legt ze over elkaar en krijgt een keur aan geometrische vlakjes. Die kleur je in. Zalmroze, zacht oranje, lichtblauw, azuurblauw, wit en zwart. Of je schildert een raster en laat de lijnen perspectivisch toelopen, zodat het lijkt of je er van onder tegenaan kijkt. De vakjes maak je citroengeel, appelgroen, azuurblauw en wit, met hoogglansverf uit de Doe-Het-Zelf winkel – om keukenkastjes en kinderkamer mee op te vrolijken.

Doe je dit goed, dan ontstaat er een schilderij dat niet afleidt met een voorstelling, maar dat gaat over kleuren, vlakken en lijnen, over balans en dynamiek. Een benadering van schilderkunst waarmee we inmiddels al bijna een eeuw vertrouwd zijn: Mondriaan, Van Doesburg, Barnett Newman, Elsworth Kelly.

Maar er is meer aan de hand met de schilderijen van de Amerikaanse kunstenares Sarah Morris. Bij nadere beschouwing zijn de patronen en vlakken minder abstract dan ze lijken. Lees de titels en dan pas begrijp je...