Via de stront naar de sterren

Aan schuld en boete doen we niet meer in Nederland, het moet tenslotte wel gezellig blijven, laakt Valiulina genadeloos en terecht.

In zijn prachtige zedenschets uit communistisch Tsjechië, de roman Liefde en straatvuil (1988), laat Ivan Klíma zijn ik-verteller, een schrijver met een publicatieverbod, straatveger worden. Een mooier contrast is er niet: de verfijnde denker is gedegradeerd tot hersenloos werk, op straat veegt hij ‘onreinheid’ weg terwijl in zijn hoofd de subversieve gedachtes welig tieren. Zie het als een metafoor voor waardigheid en individualiteit in een dictatuur: al die kostbare gedachten zijn niets waard, iedereen kan gedwongen worden gelijk te zijn en werk te doen dat zijn ambities doodt, intelligentie en zelfstandig denken brengen je niet verder, fantasie is een straf.

Daar kan een meesterschrijver als Klíma mee uit de voeten en dat zie je meteen: hij vermijdt alle clichés behorend bij de te opzichtige, moralistische...