Sport

Wat Anton Geesink deed voor het judo, wat Ada Kok deed voor het zwemmen, Sjoukje Dijkstra voor het kunstschaatsen en Tom Okker voor tennis, dat zou het Nederlandse honkbalteam kunnen doen voor het honkbal. Succesvol zijn en daarmee een hoop navolgers krijgen.

Het eerste Nederlandse wereldgoud in Panama als vertrekpunt voor een honkbalrage: het zou geweldig zijn. Honkbal is een mooie sport. Niet overdreven beweeglijk, eigenlijk vrij statisch, maar ongekend sfeervol. En lekker eenvoudig. De spelregels heb je zo door en dan wordt het al snel opwindend – om te doen en om naar te kijken. Een bal die na voluit te zijn geslagen door het luchtruim gaat, terwijl de slagman op de grond langs de honken snelt, op weg naar glorie: daar gaat weinig boven.

Het is een sport met een fraaie traditie. Bij de Haarlemse Honkbalweek kon je veertig jaar geleden al Amerikaanse coaches voor hun dug-out zien banjeren. Met pruimtabak in hun wangzakken en met mysterieuze gebaartjes naar hun werper...