De grens ligt ergens tussen menstruatievlekken en kubistische bestialiteit.

Vorig jaar bezocht ik een tentoonstelling over het werk van illustrator Liv Strömquist, in het Zweedse Instituut in Parijs (waar je behalve naar Zweedse kunst kijken ook Zweeds gebak kunt eten, geserveerd door meisjes in pastelblauwe streepjesshirts). Strömquist’s stripverhalen waren op de muren uitgetekend. Vooral Kunskapen Frukt (“De Vrucht van Kennis’, in het Frans vertaald als ‘L’Origine du Monde’), een jolige geschiedenis van vrouwelijke seksualiteit met bijzondere aandacht voor ongesteldheid, vond ik prachtig. Bij de uitgang kocht ik een linnen tasje met een tekening van een kunstschaatser erop, die lenig haar bloedbevlekte onderbroek laat zien, waar ik trots mee rond paradeerde tot het hengsel een paar maanden later achter een deurklink bleef hangen en afbrak.

Nu hangt diezelfde schalkse schaatser in de metro van Stockholm (ook wel ‘de langste kunstgalerie ter wereld‘ genoemd), maar niet...