Vandaag verschijnt het boek van Tofik Dibi, Djinn. In 2013 blikte hij in VN terug op zijn hevige maar kortstondige politieke carrière. ‘Je gaat denken dat je heel belangrijk bent, uniek.’

Vandaag verschijnt het boek van Tofik Dibi, Djinn. In 2013 blikte hij in Vrij Nederland terug op zijn hevige maar kortstondige politieke carrière. ‘Je gaat denken dat je heel belangrijk bent, uniek.’

Een graag geziene gast in talkshows was lange tijd Tofik Dibi. Hij kon zelfs tegen Rutger Castricum van PowNews op. Wat hij van de Marokkaanse probleemjongeren vond en van de moslims in het algemeen, wilden de journalisten van hem weten, en of hij nog wel eens tot Allah bad.

Hoe hij dacht Mauro in Nederland te kunnen houden en wanneer hij als homo uit de kast zou komen. Maar zijn flirt met de tv was plotseling over. Met zijn gooi naar het leiderschap van GroenLinks overspeelde de eens zo veelbelovende politicus uit Amsterdam-West (die nog op een flatje bij zijn moeder en broertjes woonde) zijn hand. Dibi’s populariteit verkruimelde net zo snel als hij was ontstaan.

‘Ik werd Kamerlid op het hoogtepunt van de mediahypes die zijn begonnen in de tijd van Pim Fortuyn,’ herinnert Dibi zich. ‘Er heerste een opgewonden sfeer. Ik weet niet beter dan dat Kamerleden ’s ochtends eerst op GeenStijl keken, dat deden ze echt allemaal. Als je op die site stond, was dat goed voor je naamsbekendheid. Inmiddels bezoeken mijn oud-collega’s weer andere plekken. Nu is Twitter belangrijk en houdt iedereen dat de hele dag bij. Het gaat erom hoeveel retweets je hebt, hoeveel likes op Facebook. Dat is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden.’

Vrijzinnige moslim

Dibi had last van mediaverslaving, weet hij nu. Hij spaart zichzelf geen seconde. Toen hij nog aan de lopende band voor interviews gevraagd werd, kreeg hij vaak complimenten voor zijn ontspannen manier van optreden: ‘Ik had daar weinig moeite mee, ik had een vlotte babbel. Maar daar gaat het niet om, een snelle quote op de tv heeft niets met politiek te maken.’

Toen Dibi in 2006 als Kamerlid aantrad, wist hij nog niet waar hij aan begon. ‘Ik kwam uit het niets en stond meteen op nummer 7 van de lijst. Bij de presentatie van de nieuwe kandidaten zeiden Femke Halsema en haar spindoctor Tom van der Lee dat er wel veel belangstelling voor me zou zijn: een Marokkaantje uit een groot gezin met een alleenstaande moeder die het niet makkelijk had gehad, en nu mocht hij opeens op zo’n blauwe stoel gaan zitten! Ik heb geen mediatraining gehad, Femke drukte me op het hart vooral goed mijn stukken te lezen zodat ik daar niet op kon worden gepakt. Dat deed ik obsessief. Ik vond het allemaal reuze spannend.’

In het begin viel de belangstelling voor Dibi tegen. De aandacht nam toe toen de journalisten merkten dat hij wist wat er speelde, juist in gewone wijken als Amsterdam-West, waar hij zelf nog steeds woonde. En wat ook belangrijk was: Dibi gebruikte geen jargon. ‘Wat heerlijk,’ zeiden ze tegen me, ‘je spreekt in gewone taal en als we je een vraag stellen, geef je ook antwoord.’

Zijn grote doorbraak kwam toen Pauw en Witteman hem in 2009 uitnodigden voor een debat met de Arabist en fanatieke islamcriticus Hans Jansen. Het ging over Fitna, de film van Geert Wilders. De jonge parlementariër bleef overeind tegenover Jansen, die twee keer zo oud was en een ervaren debater. Onverstoorbaar diende hij de Arabist van repliek. Toen Jansen voor de zoveelste keer met een verwrongen gezicht riep hoe onverdraagzaam de Koran was, legde Dibi vriendelijk uit dat hij dat boek op zijn eigen manier interpreteerde. ‘Ook ik ken de donkere kanten van de islam,’ zei Dibi terwijl hij Jansen strak in de ogen keek, zo van: ik ben net zo goed een Nederlander, kom maar op. ‘Ik weet ook hoe Theo van Gogh is vermoord door Bouyeri. Ik zeg alleen tegen u dat u het ons, jonge moderne moslims, moeilijk maakt om onszelf te zijn. U zit zo met uw hoofd in Verweggistan.’

Ik was ontzettend gretig geworden, dat nam toe toen de partij in scherven lag

Vanaf dat moment was Tofik Dibi de ‘vrijzinnige moslim’ die kon optreden in alle tv-programma’s en op al uw bruiloften en partijen. Iedereen wilde hem spreken. ‘Het ging altijd over dat ene thema, in alle media. Ik was trots op die discussie met Jansen, maar tegelijk werd het mijn ongeluk. Ik werd de token-Marokkaan, en die eenzijdige belangstelling bedroefde me. Dat ik me in 2012 kandidaat stelde voor het lijsttrekkerschap van GroenLinks, was omdat ik wilde bewijzen dat ik ook andere dingen kon dan de vrijzinnige moslim spelen.’

Tunnelvisie

Hij wilde méér, daar is hij eerlijk in: ‘Ik was ontzettend gretig geworden. Dat nam toe toen de partij door de onenigheid over de politiemissie naar Kunduz in scherven lag. Het liep niet goed en ik dacht: ik kan dat compenseren. Ik vond de aandacht die de media me gaven belangrijker dan ik had gedacht. Ik kon alles zeggen, ik deed ertoe! Het ging niet goed met de fractie en ook niet met Jolande Sap. Maar ik werd steeds bekender en kwam steeds vaker op tv. Zoals toen bij Mauro die zou worden uitgezet, en bij het kinderpardon. Ik kreeg last van een tunnelvisie. Je gaat denken dat je heel belangrijk bent, uniek zelfs. Ik kreeg zoveel aandacht, iedereen wilde voortdurend weten wat ik ervan vond, of het nou om een afgewezen asielzoeker ging of een door haar man verlaten vrouw in Slotervaart. Natuurlijk werd ik ook door GroenLinks gebruikt: we hebben een vrijzinnige moslim, dat wilde de partij uitstralen. Terwijl de jongeren op straat ook iets van me wilden. Gebruik je positie, Tofik, werd dan gezegd, doe iets om het op de agenda te krijgen. Er werd ook vaak geroepen: waarom zeg je niet iets tegen Wilders.’

Niemand die Dibi tegen zichzelf in bescherming nam, die hem van zijn mediaverslaving probeerde te genezen. ‘Toen Femke in de fractie zat, werd er nog wel op me gelet. Zij stelde grenzen. Ik was zelfs een beetje bang voor haar. Als ik tijdens een interview iets verkeerds had gezegd, zat ik voor de publicatie ervan een dag lang in de stress. Ik wist dat ik op m’n kop zou krijgen.’

14 mei 2012: Dibi licht zijn kandidatuur toe. De reactie van de pers is niet mals: ‘Iedereen had altijd tegen me gezegd dat ze me sympathiek vonden’. Foto: Rein van Zanen/Novum
14 mei 2012: Dibi licht zijn kandidatuur toe. De reactie van de pers is niet mals: ‘Iedereen had altijd tegen me gezegd dat ze me sympathiek vonden’. Foto: Rein van Zanen/Novum

Begin 2008 werd hij gearresteerd toen hij met een poster tegen Wilders (‘Brengt u en de samenleving ernstige schade toe’) op de Dam stond. ‘Ik had niemand van GroenLinks over die actie verteld. Ik zat in de cel te wachten en zag ineens het nummer van Femke verschijnen, ik dacht: o nee, hoe red ik me hieruit? Ze zei eerst dat ze zich zorgen over me maakte, want zo was ze wel, eerst empathie, dan politiek. Hoe ik het in mijn hoofd had kunnen halen, riep ze vervolgens. En ze wilde van me weten wat ik tegen de media zou zeggen. Daar moest ik me op voorbereiden, ik moest me realiseren wat ik straks over me heen zou krijgen. Femke had natuurlijk gezag, ze had overtuigingskracht. Met haar hield ik rekening.’

Dibi had het idee dat hij in zijn eentje GroenLinks kon redden. ‘Het kinderpardon zag ik als een kans om te laten zien waar GroenLinks voor stond, zeker in een tijd dat het alleen maar over de politiemissie naar Kunduz ging. Ik was populair, ik voelde me verantwoordelijk, ook voor de toekomst van de partij. Ik dacht: als ik bij Pauw & Witteman een bevlogen verhaal tegen Leers houd, dan krijgen we er vast een zetel bij. Zo redeneerde ik.’ Achteraf schudt hij zijn hoofd over zoveel naïviteit. ‘Alsof het zo werkt!’

Zombie

Tofik Dibi werd een brand, een merk. Hij had overal een mening over en hij was gul genoeg om die te geven.

In de zomer van 2011, toen Anders Breivik op het eiland Utoya zeventig sociaaldemocratische jongeren doodschoot, vroeg Dibi zich voor het eerst af of er geen sprake was van overexposure. Dibi eiste meteen een Kamerdebat over de raakvlakken tussen de Noorse terrorist en Wilders. Het kwam hem op een Twitteroffensief te staan, met teksten als ‘Verdelg dit Marokkaanse insect’. ‘Tijdens de Breivikzaak voelde ik dat het me te veel werd.’ Maar ja, hoe stop je een verslaving? ‘Ik voerde het woord over Breivik, over de “Final Fatwa” (een oproep van Dibi aan moslims om zich van de radicale islam te bevrijden – MK/MvW), over het kinderpardon, over Mauro. Ik raakte de controle over mezelf kwijt. Ik leefde ook als een zombie. Vooral tijdens het referendum over het lijsttrekkerschap. Als de wekker ging, dacht ik: ik heb weer niet geslapen vannacht. De hele dag was ik in overleg met de fractie en het partijbestuur die boos waren over iets wat ik op radio en tv had gezegd.’

Gaandeweg, zelf noemt hij het een sluipend proces, werd hij het mikpunt van spot en hoon

Dibi vlinderde niet langer door het leven. Alle media wilden van hem weten waarom hij zich kandidaat had gesteld tegen Jolande Sap. De toon was opeens niet vriendelijk meer: handelde hij uit eigen gewin? Maakte hij de partij die hij lief zei te hebben niet juist kapot? De eens zo geliefde speelkameraad van de media werd nu als een huichelaar, een verrader neergezet. ‘Mijn boodschap over wat ik met de partij wilde, kwam totaal niet over. Ik was zo naïef. Ik dacht: ik ga naar De Wereld Draait Door en vertel daar hoe het verder moet met GroenLinks, maar voor ik mijn mond kon openen zei Matthijs negen keer: ze noemen je een kamikazepiloot, een solist. Ik heb me in die periode moeten inhouden, want ik zat vol emoties. Ik ben er trots op dat ik me niet heb laten gaan.’

In mei 2012, een paar weken voor de uitslag van het lijsttrekkersreferendum, drong het tot Dibi door dat hij op een dood spoor zat. Tijdens een nachtelijke radio-uitzending van BNN liep het mis. Uitgeput en onder de invloed van twee cocktails versprak Dibi zich. Hij had spijt van de Kunduz-missie die hij als fractielid zelf had goedgekeurd. Sap had de fractie onder grote druk gezet. Zoiets mocht nooit meer gebeuren. ‘Ik zat tegenover Patrick Lodiers mijn hart te luchten. Ik zei in bedekte termen iets over Kunduz, maar dat was natuurlijk precies de uitspraak waarop de interviewer zat te wachten. Ik wilde weer iets te eerlijk zijn door precies te vertellen wat er in de fractie was gebeurd. Ik dacht dat ik het goede deed, maar daar dachten de anderen anders over. Ik sliep in het College Hotel waar het interview plaats had gevonden en om zeven uur ’s ochtends bracht het kamermeisje een boze brief van de persvoorlichter van GroenLinks. Toen besefte ik hoe stom ik was geweest. Ik ging door de grond en dacht: wie veegt me op en brengt me naar een land waar ik mijn waardigheid terug kan krijgen? Ik was totaal in paniek. Ik ben naar huis gegaan, heb een paar tweets geschreven om mijn uitspraak te nuanceren, maar dat was volkomen zinloos. Iedereen nam het van elkaar over, het was op radio, tv, internet. Door die ervaring ben ik zo veel wijzer geworden. Ik heb ervan geleerd dat je altijd zelf moet bepalen hoeveel druk van de kant van de journalisten je toelaat. Je hoeft geen speeltje van de media te worden.’

Koele killer

Gaandeweg, zelf noemt hij het een sluipend proces, werd hij het mikpunt van spot en hoon. Hij werd de grap van de dag, op het laatst moest iedereen hem hebben. Freek de Jonge maakte hem belachelijk, het satirische programma Koefnoen schilderde hem af als een ‘koele killer’, zijn ster, die zo snel was gerezen, viel keihard. En dat terwijl hij de partij alleen maar had willen redden. Hoewel? ‘Achteraf besef ik dat ik me ook heb laten meeslepen door ijdelheid. Ik wilde iedereen binnen de partij die niet in me geloofde een poepje laten ruiken en dat was onverstandig.’

Sap won het referendum met een overweldigende meerderheid van Dibi. Maar bij de verkiezingen van 12 september verloor GroenLinks tweederde van haar zetels. Daarna moest ook Sap vertrekken.

Tofik Dibi in Vrij Nederland: als Geert Wilders in de VN Satirespecial. Foto: Fotografie Maarten Kools, Grime en Pruiken Head Affairs
Tofik Dibi in Vrij Nederland: als Geert Wilders in de VN Satirespecial. Foto: Fotografie Maarten Kools, Grime en Pruiken Head Affairs

Van de meeste van zijn collega’s in Den Haag vernam Dibi niets meer. Het is nu eenmaal een wereldje vol afgunst, zegt hij vergoelijkend.

Er zullen heel wat Kamerleden zijn geweest die de uitglijder van Dibi met leedvermaak hebben gevolgd. Al waren er uitzonderingen. Opvallend was dat VVD’er Fred Teeven zich van zijn aardige kant liet zien. De meest onverwachte steun kwam van Geert Wilders, die wist hoe het voelde om verguisd te worden. Op Prinsjesdag – de nieuwe Kamer was nog niet beëdigd – stond Dibi in één ruimte met de voorman van de PVV die als altijd omringd werd door beveiligers. Wilders liep dwars door de kamer heen en kwam recht op Dibi af. Hij gaf Dibi een hand en zei dat hij het moedig van hem had gevonden dat hij zich kandidaat had gesteld. Hij benadrukte dat deze ervaring hem sterker zou maken en wenste Dibi het allerbeste. ‘Dat deed me echt wat.’

Hij zucht diep, alsof het nu pas ten volle tot hem doordringt hoe destructief die laatste maanden van zijn Kamerlidmaatschap zijn geweest. Zegt dan: ‘De media konden nieuws met me maken, ze hadden mij nodig en ik hen.’

Stelde hij zich kandidaat voor het lijsttrekkerschap omdat hij dacht: van de media krijg ik meer waardering dan van Jolande Sap en mijn andere collega’s binnen GroenLinks? Het antwoord ligt in het midden, zegt hij: ‘Ik dacht dat ik aandacht voor de partij zou kunnen genereren. Sterker nog: ik dacht dat ik dat beter zou kunnen dan wie dan ook in de fractie. Omdat ik zo vaak in de media kwam, was ik anders naar mezelf gaan kijken. Je gaat in alles wat je zegt geloven. Er was iets met integratie en als ik niet werd gebeld, dacht ik: hoe kan dat nou? Ja, dat getuigt van menselijke zwakte. Je gaat een gewicht aan je mening toekennen dat niet reëel is.’ De les die hij ervan heeft geleerd: ‘Ontleen je eigenwaarde niet aan de media-aandacht en wees bescheiden in je oordeel over anderen. En besef vooral dat je nooit maar dan ook nooit de redder van de natie zult worden.’

Behalve het partijapparaat keerden ook de media zich uiteindelijk tegen hem: ‘Het gold voor alle journalisten en alle programma’s. Een verslaggever belde me tijdens het referendum op om te vragen of ik nog een nieuwtje voor hem had. Hij had geluk, ik had iets. De volgende dag schreef dezelfde journalist op Twitter: “Tofik zit vanavond weer in dat en dat programma #overkill.” Daar schrok ik van, een dag eerder had hij me nog nodig en nu was ik ineens overbodig! Iedereen had altijd tegen me gezegd dat ze me sympathiek vonden. Matthijs zei na afloop van De Wereld Draait Door: dat heb je goed gedaan! Twan Huys was aardig voor me. Maar uiteindelijk bleken de media maar voor één ding belangstelling te hebben: het conflict binnen GroenLinks. Daarover wilden ze me horen. Het frame was: Sap en Dibi kunnen elkaar niet luchten of zien, terwijl dat niet klopte. Ik had altijd de regie gehad over mijn mediaoptredens, maar bij het lijsttrekkersreferendum was ik die kwijt. Ik zei domme, onhandige dingen. Van een vrijzinnige moslim werd ik ineens een kamikazepiloot, een ongeleid projectiel, een egotripper. Als dat vijf keer op verschillende fora wordt herhaald, wordt dat een selffulfilling prophecy, een waarheid als een koe.’

Dibi probeert zichzelf moed in te spreken: ‘Ik heb even gedacht dat ik voorgoed beschadigd zou zijn, dat het niet meer goed kwam. Dat was beangstigend, ik kon er niets mee. Inmiddels besef ik dat het tij altijd kan keren, juist omdat de politieke en mediawereld zo vluchtig zijn. Dat geeft troost.’

Dit is een (bewerkt) hoofdstuk uit het boek ‘Op TV of roemloos ten onder’, over de verhouding tussen politiek en media, uitgeverij Balans, 232 p., € 16,95.