Steeds minder gezinnen bestaan uit één moeder, één vader en 1,7 kind. Een reportage van Pauline Bijster over lange tafels en hippie-idealen, tijdelijke liefde en haar eigen onconventionele gezin. En toch dat schuldgevoel.

Bijna niemand gaat er nog van uit dat een relatie voor altijd moet zijn. In ieder geval niemand van mijn generatie. Relaties zijn ingewikkeld, of complicated zoals we sinds Facebook zeggen, relaties zijn er voor plezier en vermaak en als dat voorbij is, dan is weggaan een serieuze optie. Een bekende schrijfster (Hanna Bervoets) die ik laatst interviewde voor een ander verhaal, vroeg zich hardop af waarom we een partner op de eerste plaats zetten als die meestal toch maar tijdelijk is. Socioloog Eric Klinenberg schreef een heel boek over het bijzondere feit dat er nog nooit zoveel singles zijn geweest in Amerika als nu (50 procent van alle volwassen Amerikanen is single) en in België is het scheidingspercentage op dit moment 71 procent. Naar aanleiding van dit soort cijfers heeft De Correspondent zelfs een correspondent ‘Romantische Liefde’ in het leven geroepen om de vraag te proberen te beantwoorden wat dat eigenlijk is, en of het nog bestaat. Meisjes en jongens die rond hun twintigste trouwen en dan voor altijd bij elkaar blijven, kom je niet vaak meer tegen, mensen die dat als hoogste ideaal zien niet eens. In de praktijk zie je mensen om je heen die gedurende hun volwassen leven niet één maar twee of drie, of soms vier, grote liefdes hebben. Een keer uit elkaar gaan of scheiden, is dus bon ton, net als vreemdgaan, alleen wonen, homo zijn of biseksueel zijn, in willekeurige volgorde.

Dat allemaal. Totdat er kinderen komen.

Zodra er kinderen komen, ‘hoort’ er een vader en een moeder te zijn die voor altijd bij elkaar blijven. Zo hoort het nu eenmaal want zo hebben we dat geleerd, en zo is het in boeken, in films, in reclames, in onze taal en in onze rechtspraak geregeld. Maar gek genoeg – maar niet heus – is voor altijd bij elkaar blijven helemaal niet ineens heel veel gemakkelijker als er kinderen zijn. Bovendien: als het je wens niet per se is om voor altijd bij elkaar te blijven, waarom zou het dan wel je wens worden als je een kind krijgt? Omdat het voor de kinderen fijner is? Dan kom je tot de volgende veel minder simpele vraag: wat is beter, op het moment suprême, voor jezelf kiezen of voor je kind? Voor je eigen geluk of voor zijn of haar stabiliteit? Is dat een keuze, überhaupt, of allang niet meer? En kunnen kinderen ook iets hebben aan opgroeien in een minder traditioneel gevormd gezin? Volgens de definitie van onze rijksoverheid, die probeert bij te blijven, is een ‘gezin’ nu niet meer ‘een gehuwd paar met hun biologische kinderen’ zoals het vroeger was, maar: elk leefverband van één of meer volwassenen die verantwoording dragen voor verzorging en opvoeding van één of meer kinderen.

Hij huilde de hele weg

Ik heb vier kinderen van drie verschillende vaders. Precies een jaar geleden vertelde ik mijn kinderen dat hun stiefvader en ik uit elkaar gingen, we reden op de snelweg, het was avond. Mijn oudste zoon (toen acht jaar) zei niets maar barstte in huilen uit, hij huilde de hele weg van Leiden tot Amsterdam. Ik wist niet wat ik kon doen of zeggen om het goed te maken. Niets, waarschijnlijk.

Ik besefte op dat moment dat mijn ‘goed’ een ander goed was dan hun goed.Hij was zo verdrietig dat hij bij zijn zusje wilde slapen, en zij gaf hem een gelukspoppetje. Als hij dat onder zijn kussen zou leggen, zou het goed komen, zei ze. Ik besefte op dat moment dat mijn ‘goed’ een ander goed was dan hun goed.
Ik had gekozen voor een nieuwe stap, ik had gekozen voor iets dat grote mensen wel uit te leggen valt. Een romantisch verhaal. Ik had gekozen voor mijn eigen ontwikkeling. Ik had gekozen voor mezelf, ja. Voor hen was het de tweede keer dat ze zouden moeten meemaken hoe ik een relatie verbrak, de tweede keer dat ze afscheid moesten nemen van een vader.

Een soort van papa

Ik zou dit verhaal ook anders kunnen vertellen. Mijn oudste twee kinderen hebben drie vaders. Ze hebben ‘papa’, ze hebben hun ‘stiefvader’ en ze hebben een ‘soort van papa’. Deze benamingen hebben ze zelf gekozen en houden ze graag zo aan, ook al is de stiefvader inmiddels mijn ex en de ‘soort van papa’ mijn huidige vriend. Met alle drie hebben ze goed en intensief contact. Mijn derde zoontje heeft twee vaders, de ene heet papa en de andere noemt hij gewoon bij zijn voornaam. Mijn jongste dochter heeft dus maar één vader. Eigenlijk is dat wel jammer voor haar. Niemand in deze constructie heeft ruzie of haat iemand anders. Van andere mensen die onze situatie en mijn kinderen kennen, zoals de juffen op school of de consultatiebureauarts, krijg ik wel eens een compliment. Omdat wij dit voor elkaar krijgen, zonder ruzie. Omdat het met de kinderen goed gaat, ze vrolijk zijn en omdat ze, misschien wel juist door deze constructie, ‘van veel verschillende mensen liefde krijgen’, zoals de juf van mijn dochter het eens verwoordde.

Hoewel onze situatie misschien (nog?) niet vaak voorkomt, zijn mijn kinderen allang niet meer de enige met meer dan één huis of meer (of minder) dan twee ouders. Alleen al in onze straat wonen verschillende kinderen die net als de mijne onderdeel zijn van een ingewikkeld co-ouderschapplan waardoor de ene er alleen van maandag tot woensdag is en de ander een weekend om en om en ik voor het gemak van mijn kinderen ook hun schema’s probeer te onthouden, wat niet altijd lukt.

Illustratie: Pau Faassen
Ex-stief-grootouder

Het aantal scheidingen neemt niet alleen in België maar ook in Nederland nog steeds toe. Op dit moment krijgen ongeveer vijftigduizend kinderen per jaar te maken met ouders die uit elkaar gaan, volgens het CBS. Dat is een vierde van alle kinderen die per jaar worden geboren. En ouders zitten niet stil: door het toenemen van scheidingen neemt ook het aantal stiefmoeders en -vaders en halfzusjes en -broertjes toe. Tien procent van de gezinnen op dit moment is een stief- of samengesteld gezin, claimt de officiële website voor Samengestelde Gezinnen.

Voor een baby die wordt geboren in zo’n nieuw samengesteld gezin, bij mensen die dus al kinderen uit vorige relaties hebben, hebben ze in het Engels de grappige term ‘concrete baby’ uitgevonden, in het Nederlands bestaat er geen term voor. Het is een van de conclusies van een middag over ‘de familie Doorsnee’ van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW): onze taal loopt achter op de werkelijkheid. Hoe noem je bijvoorbeeld een ex-stief-grootouder? De ex-stief-grootouders van mijn kinderen sturen trouw kaartjes op hun verjaardagen. Naast de taal loopt de rechtspraak achter: notarissen schijnen zich een ongeluk te puzzelen op bijvoorbeeld erfrecht van stiefkinderen. En probeer maar eens in een vliegtuig te stappen als je kinderen verschillende achternamen dragen. In Engeland en Wales en op sommige plaatsen in Canada is het onder sommige omstandigheden al mogelijk dat een kind bij de wet drie ouders heeft.

De rol van technologie

Volgens Jan Latten, hoofddemograaf van het CBS en gespecialiseerd in dit onderwerp, is deze transitie naar een ander soort gezinnen duidelijk aan de gang sinds de jaren tachtig. ‘Je ziet dat het gedrag langzaam aan het veranderen is, uiteindelijk zullen de gedachten erover in de maatschappij ook wel veranderen, maar daar zit tijd tussen,’ legt hij uit.

Stiefouders kunnen perfecte opvoeders zijn. Omdat ze minder kwetsbaar zijn dan biologische ouders is er minder spanning. In het essay dat Latten schreef over dit onderwerp met collega Clara Mulder (‘Partner relationships in the Netherlands: new manifestations of the Second Demographic Transition’, 2013) wordt uitgelegd waarom juist in de jaren tachtig het traditionele gezin een oplawaai kreeg. Vanaf dat moment is er duidelijk een toename van scheidingen te zien, een afname van vruchtbaarheid door het uitstellen van de kinderwens, maar ook steeds meer mensen die vrijwillig kinderloos blijven. Een afname van het aantal man-vrouwhuwelijken, en de opkomst van huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht. Een ander verband dat wordt gelegd in dit essay is ook interessant: vrouwen raken vanaf de jaren tachtig steeds hoger opgeleid en verdienen steeds meer. Omdat ze minder afhankelijk werden van mannen, konden ze ervoor kiezen om te vertrekken als de relatie niet meer fijn was of als ze op een andere manier hun eigen weg wilden gaan.

Toenemende secularisering speelt een rol en ook het veranderen van de ‘relatienorm’ zoals ik in het begin van dit verhaal al aanstipte: een relatie baseren we tegenwoordig liever op emotionele gronden (en niet bijvoorbeeld op financiële). Als het niet meer goed vóélt, ga je uit elkaar. Individualisme en hedonisme vinden we (blijkt uit een onderzoek van 2011) de allerbelangrijkste waarden in het leven, het moet wel leuk en opwindend zijn.

Tot slot speelt zelfs de technologie een rol: het is tegenwoordig makkelijker om geboorte te plannen, maar ook makkelijker voor homoseksuele koppels, bewust-alleenstaande moeders of andere progressieve gezinsvormen om aan een kind te komen door contact te leggen via internet.

Het essay sluit af met de volgende aanname: ‘Als de secularisatie en individualisering doorgaan, verwachten we dat mensen nog minder snel relaties aanknopen, alleen nog maar als er emotioneel iets uit te halen valt, en sneller relaties verbreken als het gevoelsmatig niet meer aan hun verwachtingen voldoet.’

Illustratie: Paul Faassen
‘Je wordt er grijs van’

Cokky van Vliet (66) en Willem Pleune (63) zitten aan tafel in hun stijlvol ingerichte appartement met plafonds van vier meter hoog in Rotterdam, waar ze wonen als ze niet in hun andere huis in Frankrijk zijn. Ze leerden elkaar kennen in 1992, Cokky had twee kinderen uit een vorig huwelijk, Willem had een biologische zoon en een stiefzoon uit een vorig huwelijk. ‘In die tijd begon het uit te raken om bij dezelfde partner te blijven voor altijd,’ zegt Cokky.

Toen ze gingen samenwonen, waren al hun kinderen pubers. Cokky: ‘We hadden allebei al langere tijd een gezin achter de rug, met een andere gezinscultuur. Ook waren de biologische vader en moeder op de achtergrond aanwezig. Dat was wel eens lastig, ja.’ Waarom het bij hen goed ging, denken ze achteraf, is omdat ze de eindverantwoordelijkheid altijd bij de biologische ouder hebben gelaten. ‘We hoefden niet op één lijn te zitten. We zaten namelijk ook niet op één lijn.’ Voor de eerste vakantie met zijn allen, met een bus naar Spanje, was Cokky zo zenuwachtig dat ze er allerlei allergische reacties van kreeg. Het ene kind vond het geweldig, voor de ander reisde haar biologische vader in gedachten mee, waardoor ze bij alles opmerkte: ‘papa zou dit doen, papa zou dat doen’. Pleune vat samen: ‘Het is goed gegaan, er was veel begrip, en veel openheid in ons nieuwe gezin. De buren dachten dat we een soort hippie-gezin waren. Maar het was ook wel intensief, ja. Je wordt er wel grijs van. De verschillende culturen die bij elkaar komen, en de verschillende gewoonten. Ik kan zelfs nu nog – ze zijn nu allemaal volwassen – zomaar een fout maken, dan zeg ik het verkeerd of heb ik niet de goede toon.’

Als ontwikkelingspsycholoog heeft Cokky van Vliet de omgang met kinderen ook voor haar werk bestudeerd. ‘Ik was bijvoorbeeld fan van de Amerikaanse antropologe Margaret Mead,’ vertelt ze. ‘Zij beschrijft andere culturen waar kinderen niet door één of twee mensen worden opgevoed, maar door een hele groep. Of waar een kind naast zijn eigen ouders bijvoorbeeld een oom kreeg toegewezen die zijn opvoeding verzorgde. Ik vond dat altijd een goed idee: als kinderen met meer verschillende volwassenen te maken hebben dan alleen met hun eigen biologische ouders, krijgen ze meer verschillende voorbeelden. In ons gezin zag ik daar de voordelen van. Willem was bij bepaalde problemen een betere adviseur voor de kinderen dan ik.’

Stiefouder als indringer

‘Stiefouders kunnen perfecte opvoeders zijn,’ beaamt de Amsterdamse familietherapeute Else-Marie van den Eerenbeemt. ‘Omdat ze minder kwetsbaar zijn dan biologische ouders zit er minder spanning op. Het kan heel goed gaan. Maar het kan ook moeilijk zijn.’ Volgens Van den Eerenbeemt is het niet vanzelfsprekend dat kinderen stiefouders waarderen, hoe goed iedereen ook met elkaar omgaat. In principe zijn kinderen er nooit écht blij mee, en dat hoeft niet,’ zegt ze. ‘Ik vroeg eens aan een verkoopster in een bruidswinkel wat de lastigste klanten waren. Ze zei dat een dochter die meegaat om een jurk uit te zoeken voor het tweede of derde huwelijk van haar moeder altijd ellende is: die dochter keurt alles af.’

Alleen de buurkindjes hadden “gewoon een moeder en een vader”, zij waren eigenlijk de uitzondering. Fleur Renes (42 jaar) heeft drie dochters met haar inmiddels ex-vrouw. Ze hebben een co-ouderschap. ‘Wij hebben een vriendenkring met meer “andersoortige gezinnen”. Het ene kind heeft twee papa’s, het andere alleen een moeder, ieder heeft zijn eigen verhaal. Een keer tijdens een feestje zaten er hier tien kinderen op de bank, bij niemand was het gezin hetzelfde. Alleen de buurkindjes, die hadden “gewoon een moeder en een vader”, zij waren eigenlijk de uitzondering.’ Haar kinderen hebben nog drie oudere halfbroers, van wie ze er een regelmatig zien, en ook hun biologische vader zien ze af en toe. Renes: ‘Inmiddels is het, door de scheiding en ook weer een nieuwe liefde, misschien wel wat complexer voor de kinderen. Ze gaan wekelijks heen en weer van huis naar huis en we hebben een aantal verhuizingen achter de rug.’

Gefaald

Volgens socioloog Ruben van Gaalen, die spreekt op de middag over de familie Doorsnee van de KNAW, is er in wetenschappelijke literatuur sprake van twee stromingen: de ene omschrijft ‘de teloorgang’ van gezinnen. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat een gezin dat uit elkaar valt een negatieve invloed op een kind heeft, in de zin dat het de levensloopkansen verkleint (de kans op schooldiploma’s, een welvarende toekomst en welbehagen). Hiernaast is een andere trend in onderzoekuitslagen te vinden: het maakt niet zoveel uit wát er gebeurt, maar meer wie het overkomt, en hoe ze ermee omgaan. Zo zijn de negatieve gevolgen voor de onderwijskansen van een kind na een scheiding bij hoogopgeleiden bijvoorbeeld kleiner dan bij laagopgeleiden. Ook geld speelt een rol: als er na een scheiding geld is, of in ieder geval geen geldprobleem, hebben kinderen minder last van de scheiding. Volgens de Deense gezinstherapeut Jesper Juul, auteur van het boek Bonusouders, kun je één op één stellen dat hoe destructiever ouders met elkaar omgaan tijdens en na een scheiding, hoe meer last kinderen ervan hebben.

In onderzoeken wordt scheiding in dezelfde grafiek getoond als sterfte en de wetenschappers, en ook Juul, merk ik, gaan ervan uit dat een scheiding voor kinderen een crisis is. Als je uitgaat van wat kinderen schrijven op de website van Villa Pinedo – ‘de plek voor kinderen van gescheiden ouders’ – is dat terecht. Negen van de tien berichten gaan erover hoe moeilijk het is een scheiding mee te maken, of hoe stom kinderen hun eigen ouders of nieuwe stiefouders vinden.
De norm is dat als er kinderen komen, de biologische ouders er alles aan doen om bij elkaar te blijven. Dat is de bedóéling, en daarom hebben de ouders van die vijftigduizend kinderen per jaar vanuit dit standpunt bekeken dus gefaald. En dat weten ze. Ieder jaar komen er vijftigduizend ouderparen met schuldgevoel bij, mensen die om de een of andere reden voor zichzelf hebben gekozen en niet voor hun kind.

Niet de bedoeling

Cokky van Vliet zegt: ‘Bij hun vader weggaan deed ik niet voor de kinderen, dat besef ik wel. Kinderen hechten erg aan hun ouders, misschien is het vanuit hun gezien wel het meest ideaal als ouders bij elkaar blijven.’ Haar partner is het daar niet mee eens: ‘Wat wil je dan, terug naar de jaren vijftig? Dat je zo afhankelijk van elkaar bent dat je niet weg kan, hoe rot een huwelijk ook is? Ik heb me nooit schuldig gevoeld. Volgens mij hebben de kinderen er voordelen uit gehaald.’

De nu volwassen dochter van Cokky zegt er later door de telefoon het volgende over: ‘Ik denk dat ik er nu heel anders tegenaan kijk dan toen. Nu snap ik dat mijn moeder een nieuwe relatie kreeg en vind ik het fijn voor haar dat ze iemand heeft gevonden die zoveel om haar geeft. Maar toentertijd was het anders, Willem was zo anders dan ik, en zo anders dan mijn biologische vader, ik had moeite met hem. Ik herinner me dat ik wel eens met dingen gooide. Of riep: “Je bent mijn vader niet!”’

‘Uit elkaar gaan was natuurlijk niet de bedoeling,’ zegt ook Fleur Renes. ‘Als ik mensen zie die lang bij elkaar zijn en ook lief voor elkaar zijn, vind ik dat ongeveer het mooiste dat er is. Een soort ideaal. Maar als dat er niet meer is, dan wil ik niet in één huis wonen.’ Renes heeft bij haar eigen ouders altijd een strijd gevoeld tussen voor zichzelf kiezen of bij elkaar blijven omwille van de kinderen, of zelfs ‘omdat het nu eenmaal zo hoorde’. Ze zegt: ‘Ze zijn uiteindelijk bij elkaar gebleven, maar ik weet niet zeker of dat de beste keuze was, of het ze gelukkig maakte.’

Illustratie: Paul Faassen
Altijd in de puinhopen

‘Een faillissement van de liefde’ noemt Van den Eerenbeemt een scheiding: ‘Er wordt wel eens gedaan alsof er tegenwoordig zo makkelijk gescheiden wordt, maar dat is niet zo,’ zegt ze. ‘Niemand scheidt makkelijk. Mensen zitten altijd in de puinhopen. Ook als er een ander in het spel is. Een rechter zei laatst tegen me: “Mensen doen maar!” Nee, dat is niet zo, zei ik, ze doen het niet zomaar.’

Op de vraag aan de therapeut die in haar praktijk mensen en kinderen begeleidt in scheidingen, of het beter is als ouders bij elkaar blijven, zegt ze: ‘Nee. Dat kun je zo niet stellen. Soms niet. Maar kinderen wíllen dat graag. Ook al kunnen ouders niet samenleven als partners, als ze maar op één of andere manier samen ouders kunnen blijven.’

Haar hele pleidooi komt kort samengevat hier op neer: blijf ouders omwille van de kinderen, houd het harmonieus. Van den Eerenbeemt: ‘Ik ben erg voor lange tafels. Het optimale wat je kinderen mee kunt geven, is dat alle mensen betrokken zijn en blijven, ook grootouders bijvoorbeeld. ‘Zelfs als stiefouders door nieuwe scheidingen weer verdwijnen uit huis, zouden ze eigenlijk niet moeten verdwijnen uit het leven van de kinderen. Al is het maar een kaartje op de verjaardag: de volwassen stiefouder zou moeten laten zien dat hij of zij nog wel eens aan het kind denkt, anders voelt het kind zich in de steek gelaten.’

Mijn moeder speelt Wordfeud met de moeder van de nieuwe vrouw van mijn ex Andere samenlevingsvormen

Mijn moeder speelt Wordfeud met de moeder van de nieuwe vrouw van mijn ex (met wie hij ook een kind heeft, snapt u het nog?), ze kunnen het goed vinden. Er zijn meer mensen om mijn kinderen heen die om hen geven, meer dan twee ouders en inmiddels een stuk meer dan vier grootouders, dat staat dan weer tegenover de pijn die er misschien ook is. Allemaal mensen die trots zijn als ze een diploma halen of bezorgd als er iets vervelends gebeurt. De uitdrukking it takes a village to raise a child is op ons gezin van toepassing: ik heb een soort dorp om mijn kinderen heen gebouwd. Je zou dit kunnen omschrijven als een vorm van emotionele of sociale rijkdom, of als gek hippie-ideaal. Of als de toekomst. Wie weet gaan we in de toekomst, zoals Jan Latten het stelt en ook Cokky van Vliet zegt, ‘toch steeds meer toe naar andere samenlevingsvormen’.

‘Dit is de nieuwe wereld,’ zegt de Portugese Lucia die ik bij toeval ontmoet in een dorp aan de kust, terwijl ik met dit verhaal bezig ben. Zij en haar vriend Miguel hebben allebei vier kinderen uit een vorige relatie, samen dus acht. Miguel woont de ene week in Lissabon bij zijn kinderen, de andere week bij haar aan zee. Ze praten over hun nieuwe gezin met trots: ‘Er zijn nog geen regels, alle regels moeten we nog zelf bedenken.’

De vinger op de zere plek

Misschien stuit dit verhaal u, lezer, tegen de borst. Misschien denkt u nu: teloorgang! Of: dat moeten we niet willen. Of u denkt dat ik mijn eigen situatie goed probeer te praten. Dat is niet zo. Ik weet dat het niet goed is, maar misschien is het ook niet fout. Het is wat het is en we maken er het beste van, en al die andere clichés. Als Jan Latten door de telefoon zegt ‘dat ouders alleen voor hun eigen geluk kiezen’ en ‘de kinderen ervoor opofferen’ legt hij natuurlijk de vinger op de zere plek. Ik heb voor mijn eigen geluk gekozen, geluk dat lag bij verschillende mannen, en daaruit kwamen verschillende kinderen. Ik heb in zekere zin ook gekozen voor weggaan als ik weg wilde, en voor vrijheid en onafhankelijkheid. Ik zeg tegen Latten door de telefoon dat het woord ‘opofferen’ klinkt alsof hij het afkeurt. Hij zegt dat hij het niet afkeurt, maar ook niet goedkeurt, ‘het is zoals de tijdgeest is’.

Ik denk dat ik het zelf afkeur. Maar wat doe je als de belangen van de verschillende gezinsleden niet verenigbaar zijn? Geef je het goede voorbeeld door te zorgen dat je zelf gelukkig bent? Ik zie dat mijn kinderen geliefd worden. Dat ze verschillende kwaliteiten kunnen ontwikkelen bij de verschillende ‘vaders’ en ‘moeders’ in hun leven, bij verschillende opvoeders, en dat ze nu op jonge leeftijd al kunnen leren dat het leven anders kan. Dat de ene ouder beter is in koken, en de ander beter in geld verdienen. De ene beter met zijn emoties kan omgaan en de andere beter kan voetballen.
Ik zie ook dat er iets in de kinderen nog kwetsbaar is. Als je vaak opnieuw aan iets nieuws moet wennen, word je dan goed in wennen of juist niet? Als je vaak afscheid moet nemen, word je dan beter in afscheid nemen of doet het meer pijn? Waarom is het volgens de cijfers zo dat kinderen van gescheiden ouders 50 procent meer kans hebben om zelf te scheiden, omdat ze niet vast kunnen houden, of misschien omdat ze juist niet los kunnen laten? Ik ben ook een kind van gescheiden ouders, en ja, ik had het me anders voorgesteld.

Betonnen baby

Nu heb ik kinderen die er zijn tot ze weer weggaan, rugzakje op, het schoolplein over, en je zegt niet ‘tot vanmiddag!’ maar ‘tot zaterdag, schat!’ Daar gaan ze, dapper en klein. Naar het volgende gezin. En dan ben je heel even vrij. Tijd om heel hard te werken, en op te laden, om een paar dagen later nog meer van ze te kunnen houden. In die dagen is er extra veel tijd voor mijn nieuwe liefde, en voor onze betonnen baby. Extra veel tijd vermengd met een vleugje buikpijn van het missen.

Renes mijmert voor zich uit. ‘Schuldgevoel heb ik wel. Schuldgevoel tegenover de kinderen, omdat ik voor een eigen weg gekozen heb met iemand anders. Ik kreeg ze al niet vanzelf, want met een vrouw, dus we hebben er moeite voor moeten doen, en dan is het uiteindelijk zo. Ik kan me soms wel een waardeloze moeder voelen. Maar ik ben ook dankbaar: dat we in een tijd leven waarin ik mijn eigen keuzes mag maken als vrouw. Ik weet dat ik enorm veel van ze houd, en ook van de andere mensen – ja, ook van mijn ex – die voor de kinderen zorgen. Het is niet altijd makkelijk, maar iedereen doet in ieder geval zijn best. Ik hoop dat zij dat voelen. Ik denk dat het fijn voor ze is dat ze niet de enige zijn die niet in een ‘normale’ gezinssituatie opgroeien.’

Pauline Bijster (1983) is freelance journalist. Ze studeerde Algemene Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en was twee jaar redacteur van HP/De Tijd. Voor Vrij Nederland schrijft ze over technologie, duurzaamheid en emancipatie. In 2010 verscheen haar eerste roman ‘Slash/mama’ (Prometheus).