Mulisch beschouwde de Holocaust als een unieke genocide en Hitler als het absolute kwaad. In die verkeerde veronderstelling raakte hij verloren, schrijft columnist Jamal Ouariachi.

Stormwind, regen, kilte – het najaar woedt zoals het hoort te woeden. Het is die tijd van het jaar waarin naargeestige onweersluchten niet zelden hun eigen vrolijke tegenhanger creëren in de pracht van een regenboog. Zo’n zeven jaar geleden verscheen er zo’n regenboog aan de Amsterdamse hemel toen Harry Mulisch naar zijn laatste rustplaats gevaren werd in een rondvaartboot. Mulisch-paladijnen riepen halleluja om dit ‘voorbestemde toeval’, dit karakteristieke, wonderlijk-mythische feit dat zomaar aan het brein van de grote meester zelf had kunnen ontspringen. Maar het was natuurlijk helemaal niet zo wonderlijk: het was gewoon de tijd van het jaar.

Op 30 oktober 2010, vandaag precies zeven jaar geleden, overleed de Grote Schrijver, na – en dat was misschien wel het vreemdste – bijna een...