Het leven van W.F. Hermans werd gekenmerkt door wrok en wraak. Zijn grootste vijand was hijzelf, maar heel anders dan zijn biograaf denkt.

Op 27 april 1995 kreeg de terminale kankerpatiënt op kamer 18 van de afdeling B3 van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht de verlossende injectie toegediend. Vervolgens keerde hij zich op zijn zij, wendde zich af van zijn vrouw en zoon en stierf, ‘eenzaam als alleen Willem Frederik Hermans eenzaam kon zijn’.

In het tweede en laatste deel van de Hermansbiografie onder de titel De zanger van de wrok komt biograaf Willem Otterspeer in de slothoofdstukken goed op dreef. Hij geeft een kritische analyse waaruit blijkt dat Hermans steeds meliger werd, hoewel ik toch in de lach schoot van Hermans’ observatie: ‘Minister Ernst Hirsch Ballin probeerde met zijn snor indruk te maken op middelbareschoolmeisjes.’ En Otterspeer schrijft een mooi hoofdstuk over het verschil tussen Mulisch en Hermans, een ontluisterende relaas over zijn fysieke...