Zomer is de meest dromerige tijd van het jaar. Het is te warm om je gedachten erbij te houden, ze zweven als paardebloemdons door de trillende lucht, je ziet het niet scherp meer, schommelt en herinnert je dat het altijd zomer was toen je klein was. Kerkklok, zomer-vogeltje, zweefvliegtuig, het onderste, lekkerste, druipende deel van een raket. Als ik later groot ben, koop ik tien raketten en eet ik ze allemaal achter elkaar op.

Dromen kinderen nog zo veel als vroeger? In de Randstad kom ik geen afwezige duimelotten tegen. Daar zijn kinderen alert, gevat, hebben ze de lachers op hun hand, knopen ze gesprekken aan alsof het niets is. Het verlegen kind lijkt uitgestorven, maar is dat erg? Waarom nog dromen als je midden in een fantastisch leven staat?

Het fantastische, daar zorgen de ouders voor. In de zomer zijn de bomen van het Amsterdamse Vondelpark met slingers verbonden tot één groot Kitsch-Kitchen-King-Louie-Cupcakejesparadijs, ook al is er niemand jarig. Vaders wedijveren...