‘Bij liefdesverdriet raak je niet alleen je partner, maar ook een deel van jezelf kwijt. Dit keer was ik betrekkelijk snel over de pijn heen, maar toch blijf ik liefdesverdriet ongeveer het ergste vinden wat je kunt meemaken. Als je een echte liefde beleeft, komt iets van de ander in jezelf terecht. Dat stuk valt weg als de relatie stukloopt.

De angst voor het gemis was geen reden om veertig jaar ongetrouwd te blijven. Met de paar grote liefdes die ik in mijn leven heb gekend, voelde ik nooit de aanvechting om te trouwen. Ik was al eens getrouwd geweest, piepjong, met een man die me sloeg. Een moetje. Op mijn twintigste was ik alweer gescheiden. Het huwelijk van mijn ouders vervulde geen voorbeeldfunctie. Bovendien stond binnen het feministische gedachtengoed dat ik vertegenwoordigde het huwelijk bekend als een kleinburgerlijk contract tussen twee mensen die zeggenschap over elkaars leven opeisen. Waarom zou je? Vanwege de hypotheek?

Zo dacht ik erover totdat deze man mij zijn...