Vorig jaar werd voor het eerst een Nederlandse terreurverdachte uitgeleverd aan Amerika: Wesam Al Delaema. Voor Nederland was de zaak tegen de Iraaks-Nederlandse kapper daarmee gesloten. Tot het Nederlandse vervolgingsbeleid onlangs in een Amerikaanse rechtszaal werd doorgelicht.

Het is het eerste uur van de eerste dag van de hoorzitting over de bewijslast in de zaak USA vs Delaema op de federale rechtbank in Washington. In de getuigenbank zit officier van justitie Marianne van Ling. Zij leidde het Nederlandse onderzoek naar de Amersfoortse kapper, die door Van Ling bij zijn voornaam ‘Wesam’ wordt genoemd. ‘Bedoelt u meneer Delaema,’ onderbreekt de rechter haar. Ja, natuurlijk, antwoordt de officier, verbouwereerd over een vraag waarop het antwoord evident is.

Het is een klein maar veelzeggend moment in de botsing tussen twee culturen die een week lang in de rechtszaal weerkaatst. Het familiaire gebruik van de voornaam van de verdachte door de Nederlanders komt op de...