Dat was een gemene uitruil die Frits Bolkestein voorstelde: bezuinig geen tweehonderd miljoen op de kunsten, maar kort stevig op het budget van de ontwikkelingshulp?

Met het eerste deel van die uitspraak liet Bolkestein zich kennen als lid van de culturele elite, die nu ineens ‘links’ heet, maar al sinds jaar en dag naar concerten en theatervoorstellingen gaat zonder dat je daar nu struikelt over vlaggen met rode tomaten.

Met het tweede deel zet Bolkestein al die ensemble-spelers, regisseurs en dramaturgen voor het blok: is de kunst die zij maken noodzakelijker dan, ik noem eens wat, schoon drinkwater in de Centraal-Afrikaanse Republiek? Als het Dudok-, het Rubens- en die andere tweehonderdvijftig strijkkwartetten blijven bestaan, moet dat dan ten koste gaan van een scholenproject in Congo? Dit riekt naar eigen cultuur eerst – eerder dus nog dan de eerste levensbehoefte van vreemden.

De meeste kunstenaars zullen zich eruit redden door te zeggen dat hier ‘een valse...