De VS staat niet voor de afgrond, zoals Trump beweert. Integendeel: Obama gaf het land een progressieve duw. We maken nu de logische conservatieve oprisping mee, volgens Eelco Bosch van Rosenthal.

Obama takes charge – de kop beslaat de hele breedte van de voorpagina. The Washington Post van woensdag 21 januari 2009, de dag na zijn eerste inauguratie. Het was even zoeken, thuis. Je bewaart zo’n historisch exemplaar natuurlijk, maar wat doe je er vervolgens mee? Uiteindelijk vond ik de krant – twee verhuizingen verder – terug op de bodem van een la, verstopt onder een stapel kinderkleren.

Obama’s eigen kinderen waren op die koude januariochtend in 2009 tien en zeven jaar oud. Malia en Sasha. In de wonderlijke zomer van 2016 zou Malia met haar eerste joint worden gesnapt (Does She Need Rehab? vroeg een roddelblad zich af), maar destijds golden ze als America’s sweethearts: betoverende meisjes die het ideaalbeeld van de eerste zwarte First Family compleet maakten.

Voor op de krant van 21 januari staan alleen de nieuwe president en zijn vrouw, lopend over Pennsylvania Avenue tijdens de inaugurele parade. Al was de historische verkiezing van Obama op dat moment al tweeënhalve maand achter de rug, verbazing en trots spatten nog steeds van de voorpagina. Een moderedacteur schrijft bewonderend over Michelles jurk (‘citroengras-geel’) en wijst erop hoe deze op perfecte wijze de rondingen van het lichaam volgt (‘het tijdperk van de rechthoekige First Ladies is definitief voorbij.’) De krant heeft bovendien zijn sterauteur David Maraniss van de bank gehaald, iemand die alleen voor de grote klussen komt opdraven. Maraniss schreef een geweldige biografie over Bill Clinton en zou later ook met een van de beste biografieën over Obama op de proppen komen, The Story.

Nu schrijft Maraniss: ‘Om vier minuten over twaalf gistermiddag transformeerde Barack Hussein Obama van een individu, een politicus, tot een icoon en een symbool. Here was history at its most sweeping and yet intimate.’ Met Noord-Koreaanse souplesse beschrijft Maraniss hoe ‘de fitte jonge leider en zijn vrouw vol zelfvertrouwen over Pennsylvania Avenue schreden’. Laten we de ogen afdalen over de voorpagina, dan stuiten we op Obama’s eerste beleidsvoornemen: het sluiten van het gevangenenkamp in Guantánamo Bay. Bijna onderaan staat het eerste sombere nieuws: de Dow Jones verliest 4 procent, de financiële crisis woedt nog volop. Gelukkig is er nog die verwijzing naar het tweede katern: ‘10 Ways Barack Obama Can Change Sports’.

Ik vouwde de krant, viezig geel geworden inmiddels, weer dicht en dacht: ja, dat is even geleden. In die feestelijke inauguratieweek hoefde je in Washington weinig moeite te doen om opgetogen Republikeinen tegen het lijf te lopen – inderdaad, Republikeinen, die weliswaar liever Obama’s tegenkandidaat John McCain in het Witte Huis hadden gezien, maar desondanks trots waren op de immense stap die hun land had gezet. Een van McCains naaste adviseurs, Mark McKinnon, verliet het campagneteam kort voor de verkiezingen, simpelweg omdat hij geen medeverantwoordelijkheid wilde dragen in het geval dat Amerika’s eerste zwarte presidentskandidaat de eindstreep niet zou halen.

Niet dat we moeten overromantiseren. In zijn boek Do Not Ask What Good We Do verhaalt journalist Robert Draper over een etentje op de avond van Obama’s inauguratie, waarbij de Republikeinse partijleiders met elkaar afspraken de nieuwe president op alle vlakken te zullen tegenwerken. Die tegenaanval zou een beproefde mix worden van the politics en the personal: elk Democratisch wetsvoorstel moest van tafel, elke belastingaangifte van potentiële kabinetsleden ondersteboven gekeerd. Kort daarvoor in Florida: een onderwijzer besloot een klas vol twaalfjarigen uit te leggen waar Obama’s campagnekreet CHANGE voor stond: ‘Come Help A Nigger Get Elected’. De overwegend zwarte ouders waren woedend, de docent werd overgeplaatst maar niet geschorst – het schoolbestuur was wit.

Buitenlandse moslim

Kortom: niemand had in 2008 de illusie dat Amerika een post-politiek, post-raciaal paradijs zou betreden. Al was het maar omdat Sarah Palin bestond, een vrouw met de ballen van een viersterrengeneraal en de woordenschat van een vierjarige, iemand bij wie elke zin een grammaticale grabbelton was, maar van wie haar soms vertwijfelde publiek, ik stond er geregeld tussen, in elk geval wist: ze is één van ons. Palin was het veel te vroege, maar net zo xenofobe, nationalistische voorprogramma van Trump – de hoofdact liet nog acht jaar op zich wachten.

Maar 2008 was óók het jaar waarin John McCain boos een kiezer terechtwees die beweerde dat Obama een buitenlandse moslim was. Een leugen waarop dit jaar nota bene de Republikeinse kandidaat zijn hele campagne wist te bouwen.

Is dit land in acht jaar tijd dan echt zo van de beschavingsglijbaan geroetsjt?

Was dit land in acht jaar tijd dan echt zo van de beschavingsglijbaan geroetsjt? Dit land waar ik nu twintig jaar kwam, met name vanwege een bovenmatige journalistieke belangstelling, maar in de loop der jaren ook wel een beetje uit liefde? Miljoenen stemmen voor een man die geweld tegen demonstranten bepleitte, opschepte over aanrandingen en de ene racistische uitlating na de andere deed; misschien had ik even wat tijd voor mijzelf nodig. Uiterlijk verval kan mooi zijn, ik vergaap me graag aan de fabrieksruïnes in de Rust Belt, maar moreel verval is toch iets anders: daarvan kun je maar beter tijdig afstand nemen.

Maar eerst wilde ik Amerika wel weer eens wat langer in de ogen kijken. Ik was tenslotte alweer een jaar of drie weg. Was mijn tweede thuisland nou echt zo boos, zo woedend? En had het daar reden voor? De VPRO bood me een uitgelezen kans: samen met regisseur Hans Pool kon ik de serie Droomland Amerika gaan maken. Voor mijzelf een fraaie afsluiting van het tijdperk-Obama, dat ik nog had zien aanbreken. Ter voorbereiding, en een beetje uit nostalgie, bladerde ik voor het eerst in jaren door mijn oude opschrijfboekjes, want ook die bleken tussen de kinderkleren te liggen. Het bleek een nuttige tijdsbesteding.

Waanideeën

Zo was ik alweer vergeten dat ik Trump al in 2012 aan het werk had gezien – althans: een meer gedisciplineerde, intellectuelere variant van Trump. Maar met net zoveel waanideeën.

Op een dinsdagavond in het najaar van 2012 had ik een bezoek gebracht aan de Calvary Chapel in Orange County, een streek in Californië die korte metten maakt met het beeld dat aan de left coast slechts Volvorijders en veganisten wonen. Richard Nixon werd hier vlakbij geboren; in een stadje met de prachtige naam Yorba Linda staat op de plek van zijn geboortehuis nu de Richard Nixon Presidential Library, een fascinerend museum waarvan het tapijt sinds de jaren zeventig niet meer leek te zijn vervangen.

Enfin, ik was dus vanuit Los Angeles de Interstate 5 afgereden naar de Calvary Chapel in Chino Hills, omdat ik had gelezen dat Dinesh d’Souza kwam spreken. Die wilde ik wel een keertje aan het werk zien.

Tijdens mijn Amerikanistiek-studie was het boek waarmee D’Souza beroemd was geworden verplichte literatuur: Illiberal Education, over doorgeschoten positieve discriminatie op universiteiten. D’Souza, geboren in India, groeide uit tot een van Amerika’s meest vooraanstaande conservatieve intellectuelen. Maar inmiddels was hij aardig ontspoord, zoals die mooie najaarsavond in de kerk zou blijken. De aandacht was immens: de Calvary Chapel bleek een megakerk te zijn waarin 2.000 mensen pasten. Buiten hingen luidsprekers in de bomen, waaronder nog eens honderden mensen het spektakel konden volgen.

Want spektakel, dat was het. D’Souza liet fragmenten zien uit een documentaire die hij had gemaakt: Obama’s America. Voor een reconstructie van Obama’s leven had hij de halve wereld afgereisd: Indonesië, Kenia, Hawaii. In een Michael Moore-achtige montage (saai kon je de film niet noemen) betoogde D’Souza dat Obama aan zijn opvoeding een anti-koloniaal beeld had overgehouden. Volgens hem keek Obama net zo naar Amerika als zijn Keniase vader ooit naar Engeland keek, de kolonisator. Obama zou niet rusten totdat Amerika haar rijkdom met de rest van de wereld gedeeld had. Uiteindelijk was hij president geworden met het doel de macht van Amerika te verkleinen, niet in stand te houden.

Obama sprak in codes, wist D’Souza: hij pleitte niet voor groene energie uit bezorgdheid om de planeet, maar om de macht van de Amerikaanse olieindustrie te knakken. ‘Het is alsof de Los Angeles Lakers gecoacht worden door een man die zijn team opzettelijk laat verliezen. Diep van binnen haat hij zijn spelers, en hij wil sowieso niet dat één team jaar-in-jaar-uit de competitie overheerst. Hij wil global basketball fairness. Dit is wat linkse professoren aan Berkeley met de wereld willen, die is wat de Sandinistas in Nicaragua wilden. Maar nu hebben we zo iemand in het Witte Huis.’

In de Calvary Church – ik zat op de achterste rij – zag ik de aanwezigen instemmend knikken. Een van hen bleek te zijn geboren in Dokkum. Dick Vanderveen woonde ruim vijftig jaar in Amerika, vertelde hij me toen we na afloop buiten stonden. Vanderveen zag D’Souza al voor de derde keer. Zijn vrouw Carol was voor het eerst mee. ‘Ik had altijd al een verkeerd gevoel bij Obama,’ zei ze. ‘Ik heb altijd al gedacht dat hij een moslim was. Na deze avond beschrijf ik hem liever als de antichrist.’

Het opzienbarende is: je kunt Dinesh D’Souza geen randfiguur noemen. Zijn documentaire draaide in meer dan tweeduizend bioscopen. De film bracht bijna veertig miljoen dollar op, het is een van de meest lucratieve politieke documentaires ooit gemaakt. Het bijbehorende boek stond wekenlang in de bestsellerlijst van The New York Times. Twee jaar geleden veroordeelde een rechter D’Souza tot acht maanden gevangenisstraf wegens illegale campagnedonaties. Sinds zijn vrijlating is hij weer op oorlogspad: dit jaar maakte hij een boek én een film over Hillary Clinton, opnieuw een kaskraker. D’Souza legt uit hoe ook Hillary haar land aan buitenlandse belangen overlevert. Donald Trump moedigde zijn miljoenen twittervolgers aan om de film te bekijken. D’Souza raadde Trump aan om in elke swingstate een dvd in elke brievenbus te stoppen.

Golden oldie

Samenzweringsdenken is in Amerika van alle tijden. Historicus Richard Hofstadter schreef in 1964 al een standaardwerk over, The Paranoid Style in American Politics. In de loop der jaren maakten talloze presidentskandidaten er dankbaar gebruik van. De meesten sneuvelden in obscuriteit. Geen van hen kwam zo ver als Trump. Hij riep zijn aanhang op om op de verkiezingsdag bij stembureaus in zwarte wijken te posten, want: ‘Er is iets aan de hand’. Een golden oldie uit het Trump-repertoire. Het voedt de onrust. Een Trump-aanhanger in Iowa vertrouwde vice-presidentskandidaat Pence kalmpjes toe dat ze ‘klaar voor de revolutie’ was, mocht Clinton toch winnen. Pence kon alleen maar iets terugstamelen.

Lees ookHet gevoel van de hillbilly13 oktober 2016Het hele jaar woedt in Amerika al een discussie over de motieven van de Trumpeteers: is het wat economic anxiety is gaan heten, oprechte zorgen over de economische toekomst, of is het xenofobie, aangezwengeld door figuren als D’Souza en de media waarin ze optreden? Volgens Clinton bestond de helft van de Trump-aanhang uit deplorables: ‘racisten, samenzweringsdenkers, seksisten, homofoben, xenofoben, islamofoben, noem maar op.’ Een generalisatie waar Clinton de volgende dag excuses voor aanbood. Maar had ze ongelijk? Volgens een Reuters-peiling denkt 58 procent van de Trump-aanhangers negatief over de islam. Liefst 76 procent van de Republikeinen wil moslims bij de grens terugsturen. 70 procent van hen onderstreept Trumps bewering dat Amerika met Mexicanen ‘misdaad, drugs en verkrachting’ importeert.

Intussen blijft elk onderzoek uitwijzen dat het aantal misdaden onder alle groepen immigranten (legaal en illegaal, Fransen en Mexicanen) aanzienlijk lager ligt dan onder geboren Amerikanen.

Ook in de oude staalstad Youngtown overheerst eerder nostalgie dan woede.

Maar die economische angst dan? Het opvallende is: ook die blijkt mee te vallen. De Universiteit van Michigan meet al sinds 1949 het Amerikaanse consumentenvertrouwen. Afgelopen maand was dat precies even hoog als in de laatste maanden van 1983, waarna Ronald Reagan de Amerikanen opgetogen vertelde dat het Morning in America was. Reagan zou een landslide-overwinning boeken bij de verkiezingen van 1984. Wie kijkt naar de verschillende inkomensniveaus – interessant in een jaar waarin alles lijkt te draaien om ‘economische achterblijvers’ – wordt niet pessimistischer. Het verschil in ‘economische tevredenheid’ tussen de dertig procent hoogste en de dertig procent laagste inkomens was in het Obama-tijdperk kleiner dan tijdens de presidentschappen van Reagan, Clinton en beide Bushes. Slecht tien procent van de huishoudens verwacht dat hun persoonlijke financiële situatie er het komend jaar op achteruit zal gaan.
Wie door een rietje kijkt, ziet dit verkiezingsjaar Howard Beale voor zich, de legendarische nieuwsman uit Network (1976): ‘I’m mad as hell, and I am not going to take this anymore!’ Maar het wordt dus niet ondersteund door cijfers.

Gehaat instituut

Voor onze opnamen reisden wij het afgelopen jaar een aantal maanden door de VS. We spraken met Republikeinen en Democraten, met besluitelozen en schouderophalers, wit en zwart, in de stad en op het platteland. Aan Trump-supporters geen gebrek. Het zwarte bokstalent in Youngstown – heel Ohio sprak over hem, hij was op weg naar de absolute top. Trump had zijn stem, want Hillary zou zijn wapens bij hem weghalen. De Latino’s, vader en zoon, ze runden een pompstation aan de Mexicaanse grens. Twee keer hadden ze op Obama gestemd, maar ze verkozen nu Trump omdat ze vonden dat illegalen veel te snel hulp en onderdak van de overheid kregen. Ze legden het kalm uit, hangend over de toonbank.

Maar woede? Schuimbekkende, Howard Beale-achtige woede? Ik ben het amper tegengekomen. Zelfs niet in de oude staalstad Youngstown, waar zoveel banen verloren waren gegaan. Nostalgie, ja, en desillusie, teleurstelling in de politici who did the talk, but didn’t do the walk. Amerika is afgeknapt op zijn leiders. Het meest gehate instituut in het land, het Congres, krijgt van slechts 31 procent van de Amerikanen een voldoende.

Toch valt ook in dat cijfer een lichtpuntje waar te nemen. Het is rampzalig, maar nog altijd een paar procent hoger dan een jaar geleden. En dat in een verkiezingsjaar waarin Amerikaanse politici zich van hun lelijkste kant laten zien. President Obama’s populariteit is tijdens zijn tweede termijn nooit zo groot geweest als nu.

Wij bezochten niet de vrolijkste plekken in het land. Waar wij kwamen, waren de afgelopen jaren klappen gevallen. Maar toch vonden we overal lichtpuntjes. De kerkgemeenschap in Silicon Valley wist te voorkomen dat een ontslagen universiteitsprofessor met zijn gezin op straat belandde. Het stadje in Vermont kroop uit een massale heroïne-epidemie dankzij een meer empathische aanpak van de war on drugs. De Iraanse arts zette in de vergeten Mississippi Delta een netwerk van buurtverplegers op. Drie jonge ondernemers wilden met 3D-printing Youngstown weer nieuw leven geven. Duizenden demonstranten kwamen vanuit het hele land naar Washington om te protesteren tegen de invloed van geld op de politiek.

ingeloste verwachtingen

Heel somber kon ik daar niet van worden. Gek genoeg was Washington, die gehate hoofdstad waar ik zelf zes jaar met zoveel plezier had gewoond, sowieso wel een plek waar ik goede moed vandaan haalde.

Dat was al zo in 2009. Ik volgde de inauguratie met drie generaties Morris, een zwarte familie waarvan opa en oma elkaar leerden kennen in het gesegregeerde Washington van de jaren vijftig. Ze kregen een zoon, Walter Jr., die aan Harvard ging studeren en in de financiële wereld belandde. Walter Jr. en zijn vrouw kregen een dochter. Zij ging in het Congres werken en sleutelde mee aan Obama’s baanbrekende zorgwet. Walter Sr. en zijn vrouw Lela woonden inmiddels in Californië, maar reisden naar Washington om Obama’s inauguratie bij te wonen. Per trein, want dan duurde het hunkeren langer. Lela Morris wilde dezelfde lucht kunnen inademen als Obama, die dag. Ze zei: we zullen de komende jaren in goede handen zijn.

Amerika is de afgelopen acht jaar drastisch op de schop gegaan, zelfs Obama’s politieke vijanden erkennen dat.

Lela Morris, opgegroeid tijdens het presidentschap van Franklin Roosevelt en een onversneden liberal, overleed in 2011. Nog steeds met een glimlach, volgens Walter Sr., want Obama had haar verwachtingen ingelost. De eerste wet die hij tekende, maakte het vrouwen gemakkelijker om hun wetgever aan te klagen als ze financieel werden achtergesteld bij mannelijke collega’s. Kinderen uit gezinnen met lage inkomens kregen financiële hulp zodat ze konden studeren. Obama beëindigde het conflict met Cuba, waarvan de houdbaarheidsdatum al lang geleden was verstreken. Homo’s mochten weer in het leger dienen. Amerika produceert driemaal zoveel wind- en zonne-energie als bij Obama’s aantreden. Hij benoemde twee progressieve vrouwen, onder wie een Latina, in het Hooggerechtshof. Datzelfde Hof legaliseerde het homohuwelijk. Amerika is de afgelopen acht jaar drastisch op de schop gegaan, zelfs Obama’s politieke vijanden erkennen dat.

Maar mensen als Dinesh d’Souza kunnen niet aan die modernisering wennen. Toen de kansen van Trump werden bedolven onder een lawine van aanrandingsverhalen, twitterde D’Souza: ‘Dus mannen mogen wel vrouwentoiletten gebruiken, maar de baas van de Miss Universe-verkiezing mag niet zomaar een vrouwenkleedkamer binnenlopen!’ D’Souza doelde op de discussie rond vrij toiletgebruik voor transgenders, voor veel conservatieven het symbool van het morele failliet van Amerika. De witte man is niet meer de baas in het land, zoals Amerika niet meer de baas is in de wereld. Wie dat een goede zaak vindt, zou ook in het Trumpisme iets goeds kunnen zien: een voorspelbare tegenreactie op wat onvermijdelijk is geworden. Iets waar Amerika doorheen moet.

Rokende puinhopen

De steun voor Trump is hoogstwaarschijnlijk te klein om op 8 november een serieuze bedreiging voor Clinton te zijn, maar veel te groot – circa 40 procent van het electoraat – om na de verkiezingen genegeerd te worden. Binnen de Republikeinse Partij laat Trump straks rokende puinhopen achter. Ook de Democraten zullen met zijn achterban aan de slag moeten; Schadenfreude zou de slechtst denkbare reactie zijn. Volgens de progressieve commentator E.J. Dionne is het verhogen van het minimumloon slechts de eerste stap die Democraten zullen moeten zetten om de witte arbeidersklasse bij een volgende verkiezing niet opnieuw in de armen van het rechtse populisme te drijven.

Toch lees je ook andere reacties. FiveThirtyEight wijst op het gemiddelde gezinsinkomen van de Trump-aanhanger: 72.000 dollar, hoger dan het landelijk gemiddelde onder blanken, en hoger dan dat van de Clinton-aanhang. In industriegebieden en op plekken waar de concurrentie met China het hardst gevoeld wordt, scoort Trump slechter dan het landelijk gemiddelde. Onder werklozen: hetzelfde verhaal. Matthews haalt onderzoek aan van politicoloog Philip Klinkler, die concludeerde dat niet iemands economische positie, maar diens houding tegenover niet-witten de beste indicator is voor steun aan Trump. 89 procent van de ondervraagden die de vraag of Obama een moslim is met ‘ja’ beantwoordden, verkozen Trump boven Clinton. Op vragen over de economie was dat percentage veel lager. Slechts tweederde van de kiezers die zich uitspraken tegen vrijhandelsverdragen steunde Trump. Ja, zegt Matthews, het is altijd verstandig om naar motieven van kiezers te luisteren. Maar waarom zegt niemand dit jaar: we moeten de zorgen van Clinton-kiezers serieus nemen? En waarom riep niemand dat in 2012 over de Romney-aanhang?

Depressieve bankiers

Ik blader nog één keer door mijn oude aantekeningen. Een bezoek aan de legerbasis Fort Hood in Texas, in 2007. Ik sprak daar met Donna Kiernan. Haar man was kort daarvoor doodgeschoten door een scherpschutter in Irak. ‘Overal witte kruisjes’, ‘graafmachine, nieuwe graven’, lees ik – we waren even gaan kijken bij de begraafplaats van de basis. Het volgende notitieboekje: 2008, een gesprek met een psychiater in Manhattan. Specialisme: depressieve bankiers. Lehman Brothers was net gevallen, tegen het aantal nieuwe patiënten viel nauwelijks op te factureren. Amerika is nu somber? Tóén was Amerika pas somber. Het verhaal van dit verkiezingsjaar is niet dat het land in een collectieve depressie is beland. Het verhaal is dat Amerika een stap in de moderniteit heeft gezet, en dat zorgt voor weerstand. En die boosheid? Ja, die is er, maar vooral op de andere partij. Uit onderzoekt blijkt dat Democraten én Republikeinen het steeds moeilijker vinden als hun zoon of dochter met iemand van een andere politieke kleur trouwt. Dát – en de achterliggende oorzaak, de loopgravenoorlog in de politiek en de massamedia – is het echte probleem. Maar de meeste Amerikanen gaan die oorlog heus niet lijdzaam uitzitten.

Tegengif

Na een gesprek met Andy Shallal, een bekende ondernemer en sociaal activist in Washington, was het al helemaal niet meer moeilijk om optimistisch te zijn. Je zou Shallal, een boomlange, charismatische vent van 61, kunnen beschrijven als de anti-Dinesh d’Souza, een soort tegengif op elke vorm van cynisme. Shallal verhuisde precies vijftig jaar geleden van Bagdad naar de VS. Na een aantal kortstondige restaurantavonturen opende hij in 2005 Busboys & Poets, een restaurant annex boekhandel annex theater annex hang-out op de hoek van U Street, de hoofdstraat van een van de oude zwarte wijken van de stad. Ik kwam altijd graag bij Busboys, een energieke plek, je kwam er op nieuwe ideeën. Elke week organiseert Shallal debatten. Hij deed tevergeefs een gooi naar het burgemeesterschap van Washington. Met de crew van Droomland keerde ik deze zomer terug naar het restaurant. Op een zondagmiddag spraken we Shallal aan zijn stamtafel. Zijn permanente glimlach verdween geen moment van zijn gezicht. Ook niet toen Trump ter sprake kwam. ‘Dit land staat nog steeds in de kinderschoenen,’ zei Shallal. ‘Wij zijn ons nog permanent aan het verbeteren. Figuren als Trump hebben een waarde, omdat ze thema’s als xenofobie aan de oppervlakte brengen. Trump dwingt ons het gesprek hierover verder aan te gaan, het gesprek over het land dat we zijn, en het land dat we kunnen worden.’

Andy Shallal herinnerde zich zijn eerste jaren in Amerika. ‘Ik was bruin. Niet zwart, niet wit, maar bruin. Een moeilijke tijd, ik hoorde nergens bij. Rond mijn achttiende ging ik me afvragen: wil ik hier wel blijven? Ja, was uiteindelijk mijn conclusie. Maar dan moest het wel echt de moeite waard zijn. Vanaf dat moment ben ik me gaan inspannen voor een beter Amerika. Ik wil dit land houden aan zijn hoogste idealen. Als de gemoederen bij een demonstratie hoog oplopen, hoor ik wel eens: waarom ga je niet terug naar je eigen land? Dan zeg ik: nee, je hebt me nodig. Ik ben je verzekeringspolis. Ik ben degene die vrijwillig Amerikaan geworden is, jij bent hier geboren, je had geen keus. Hiernaartoe komen is een hoger ideaal dan hier geboren worden. Mensen als ik bewijzen dat Amerika zijn aantrekkingskracht nog heeft.’

Eelco Bosch van Rosenthal ging dinsdag 1 november live op Facebook in gesprek met Harm Ede Botje over Obama’s Amerika en de verkiezingen. Je kunt het hier terugkijken.

De laatste aflevering van ‘Droomland Amerika’ (VPRO) werd uitgezonden op 30 oktober om 20.15 uur op NPO2 en is te bekijken via uitzending gemist. De gehele kun je bestellen als DVD.