Bij de intocht van Sinterklaas in Groningen stierf een paard. Niet het paard van Sinter­klaas, maar de helft van een tweespan dat in de stoet een karretje trok. Iemand gooide een brandende peuk, het ene paard schrok en kwam op het andere terecht, dat dit niet overleefde. De sigarettengooier maakte zich laf uit de voeten. Het trof me als een intriest bericht. Vanwege dat karretje. Dat paard kwam niet om van de honger op een uitgedroogde vlakte, brak niet zijn nek bij een hengstengevecht, maar was bezig dat karretje te trekken. Voor ons en onze poespas.

Voor mijn geestesoog doemt het bruintje op van Dostojevski. Het lastdier dat in Misdaad en straf slaag krijgt op de ogen, tot Raskolnkov zich op de eigenaar stort. Die daar natuurlijk niets van begrijpt. Dat is het probleem met dat soort kerels. Ik ken ze. Die het liefst iedereen afranselen om hun zin te krijgen. Die kinderen afblaffen en dieren in het gezicht beuken als niemand het ziet. Zo betrapte ik eens een overspannen...