In Aleppo regenen de vatbommen op Syrische burgers. Minka Nijhuis bezocht de vluchtelingen. ‘We zijn net proefdieren.’

Terwijl moeder Amira uitpuilende tassen met dekens en kleren naar een auto zeult, vertelt de twaalfjarige Ramien waarom de familie uit Aleppo is gevlucht.

‘Barmiel’ (vatbom) zegt ze met een hoog stemmetje. Ze spreidt gedecideerd haar armen om de grootte van het oorlogstuig aan te geven. ‘Ze vielen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat,’ vertelt Amira over de vaten met explosieven en andere projectielen die de afgelopen dagen heviger dan ooit hun wijk in het oosten van de stad teisterden. ‘We zijn net proefdieren op wie ze alles uitproberen.’

Meer wil de weduwe met drie jonge kinderen niet vertellen. Ze heeft haast om weg te komen van de grens – naar een veiliger plek, al heeft ze net als veel van de duizenden vluchtelingen die deze dagen Turkije binnen komen, nog geen idee waar die plek zal zijn. Verder dan het busstation van Kilis een...