Roman

Op de middelbare school bemachtigde ik een beduimeld Prisma-boekje: een vertaling van Dode zielen van Gogol. Ik las het en genoot zoals ik zelden van een boek genoten heb.

Toen Dode zielen in 1965 verscheen in de Russische bibliotheek van Van Oorschot, in de vertaling van Charles B. Timmer, herlas ik het boek, en weer zat ik te huilen van het lachen.

Omdat ik het boek al tweemaal gelezen had, verzuimde ik het te lezen toen het in 1991 in de vertaling van Arthur Langeveld bij Veen verscheen. Dat verzuim heb ik, bij deze recente herdruk, nu goed gemaakt. In Langevelds vertaling blijkt de roman nog veel grootser dan ik dacht. Hij vertaalt overal veel kernachtiger dan Timmer. Zijn Nederlands is soepeler, mooier, lyrischer. Als de hoofdpersoon een gerechtshof betreedt, hoort hij – ik citeer de vertaling van Timmer – een der beambten tegen een andere beambte zeggen: ‘U maakt ook altijd en eeuwig de stop van de inktkoker zoek en dat is staatseigendom.’ De toevoeging ‘en dat is...