De Amsterdamse Werkstudentenliga, die eind februari zijn eerste lustrum vierde, heeft duizend leden. Dat betekent dat van de studenten aan de Universiteit van Amsterdam een zevende deel officieel als werkstudent geboekt staat, terwijl men echter mag aannemen dat nog een even groot deel niet bij deze liga aangesloten studenten geheel of gedeeltelijk in hun eigen onderhoud voorzien. Het voornaamste doel van de werkstudentenliga is zichzelf zo gauw mogelijk te kunnen opheffen en aan het bestaan van ‘werkstudenten’ een eind te maken, hoe nuttig zij ook zijn als inpakkrachten bij het bedrijfsleven en hoe goedkoop zij ook zijn als rentebijschrijvers op diverse banken.

De werkstudent helpt dus zichzelf. Maar een andere grote groep studenten wordt door rijk, gemeente en andere instellingen financieel geholpen in hun levensonderhoud op een welkome maar immorele manier — deze kwalificatie is van wijlen prof. G. van der Leeuw — namelijk door renteloze voorschotten en beurzen. Immoreel...