Te Chevreuse, een liefelijk vacantiedorpje in de buurt van Parijs, moest ik breipennen kopen, want mijn vrouw was zó energiek aan de jumper bezig geweest, dat haar gerief de geest gegeven had. Voor ik ging, keek ik even in de dictionnaire na hoe het Franse volk zulke dingen aanspreekt, maar toen ik in de winkel dat woordje ten beste gaf, bleef de jongeman achter de toonbank mij aanzien of ik Turks gesproken had.

Dan nóg maar eens — iets harder nu en met een illustratief breigebaar op de koop toe. Hij keek ernstig naar mijn wriemelende vingers en verklaarde daarop, in voortreffelijk Engels, dat hij mij niet volgen kon, aangezien hij tot zijn spijt slecht Frans sprak.

Daar doe je dan je best voor, in het dal van de Oise! Ik opende mijn Angel-saksische woordenschat maar vond er geen breipen in. „You know — things to ….” En wéér breidde ik dat het aard had, maar hij schudde somber het hoofd en kon er geen cake van bakken.

Om mijn wandeling toch niet geheel vergeefs te doen...