Fidel Castro is overleden. Hoe laat hij zijn eiland achter? Een reportage van afgelopen lente, toen Cuba in afwachting was van het eerste bezoek van een Amerikaanse president sinds 1928. ‘Iedereen wil weg van dit roteiland.’

‘Zie hier het echte Cuba!’ Vanaf zijn dakterras op de achtste verdieping wijst schrijver Pedro Juan Gutiérrez naar de omliggende ruïnes van Centrum Havana: herenhuizen die ooit weelde uitstraalden, maar waarvanuit je nu recht door het gestripte geraamte de hemel ziet. Vanaf ditzelfde terras zag Gutiérrez in de jaren negentig mensen in bootjes de Caraïbische zee op gaan in de hoop aan te meren in Miami, 370 kilometer verderop: ‘Radeloos, vaak dronken, dobberden ze in een zee vol haaien hun dood tegemoet.’

In de Cubaanse pers bestaat de periodo especial niet, die tijd waarin Cuba door de val van de Sovjet-Unie zijn communistische suikeroom verloor. Terwijl novellisten eiland-idylles in barokke woorden goten en journalisten fungeerden als propagandamachines van de Castro’s, spuwde de schrijver Gutiérrez de wanhoop en overlevingsstrijd van de gitzwarte jaren negentig op papier. ‘Er was geen drinkwater of eten, geen gas om op te koken. Het vuilnis werd niet opgehaald omdat er geen benzine was. Mijn appartement begon in te storten, zoals zoveel huizen hier.’

In zijn romans ritselt Gutiérrez’ semi-autobiografische personage Pedro Juan zich door de dagen heen. Altijd op zoek naar wat peso’s in de marge van het legale en zich gulzig lavend aan seks, rum, sigaren en wiet. Pedro Juan weerspiegelt de stadsbewoners die hij dagelijks ziet. ‘Materiële armoede genereert morele armoede. Overleven vergt creativiteit.’

De revolutie is uit de geesten verdwenen.Zijn Trilogia sucia de la Habana (1998) over deze speciale periode werd gepubliceerd in drieëntwintig landen, maar in Cuba is het tot vandaag verboden lectuur. De krant waarvoor Gutiérrez werkte, gooide hem na de publicatie prompt op straat.
Gutiérrez, nu zesenzestig jaar, was negen toen Fidel en Raúl Castro in 1959 dictator Fulgencio Batista van het presidentiële pluche verdreven. In de jaren zestig en zeventig zag hij de revolutie deel worden van de Cubaanse identiteit. ‘Mijn generatie vocht voor een politiek project dat we belangrijk vonden, voor culturele en humane doelen in plaats van materieel gewin. Iedereen genoot onderwijs. Er was censuur, maar muziek, literatuur, film en visuele kunsten werden wel naar het volk gebracht.’

De desillusie volgde. De jonge generatie die in de jaren negentig te horen kreeg dat alles snel beter zou gaan, is nu bijna vijftig en leeft nog steeds van gemiddeld 20 euro per maand. Hun kinderen overtuig je niet meer. ‘De revolutie is uit de geesten verdwenen,’ zegt Gutiérrez. ‘Jongeren zijn apolitiek. Ze focussen op hun eigen problemen en projecten in plaats van verantwoordelijkheid te nemen voor iets groters. Hun doelen zijn materialistisch van aard.’

Noidan Alonzo (36) heeft nog nooit van Obama gehoord. Hij verdient 40 euro per jaar.
De praatjes beu

Volgens journalist Carlos Manuel Alvarez Rodriguez is zijn generatie, geboren rond 1990, volledig ontkoppeld van de machthebbers. ‘Elke dag brokkelt de overheidsdoctrine verder af. We praten met buitenlandse toeristen, we kunnen illegale tv-kanalen bekijken, we krijgen informatie binnen via de paquete (een harde schijf met buitenlandse films, series, muziek en internetpagina’s die zich wekelijks over het eiland verspreidt, red). We weten dat de Cubaanse pers ons leugens verkoopt. Jonge Cubanen zijn de praatjes beu en nemen hun leven zelf in handen.’

Daarvan getuigen ook de tientallen Cubanen die zich verdringen voor de ambassade van Panama, dezer dagen. Haastig schrijven ze de net versoepelde visumregels over die zijn opgehangen aan het gesloten gietijzeren hek. Via Panama hopen ze de VS te bereiken. Die geeft jaarlijks verblijfsvisa aan 30.000 Cubanen, zonder alle horden die andere migranten moeten nemen.

Daarbovenop trokken in 2014 naar schatting zo’n 20.000 Cubanen illegaal naar aartsvijand de Verenigde Staten. In 2015 steeg dat aantal met 77 procent. Het toont de scepsis waarmee de Cubanen de eind 2014 door Barack Obama en Raul Castro aangekondigde diplomatieke dooi hebben onthaald. Ondanks de versoepelde handelsrestricties proberen ze de VS te bereiken voordat het voorrecht op een green card zal sneuvelen. Sinds december verplicht de Cubaanse overheid artsen weer om toestemming te vragen voor een buitenlandse reis, een maatregel die in 2013 was opgeheven. Waar de meeste emigranten vroeger familieleden van Cubanen in Miami waren, proberen nu vooral jonge professionals de VS te bereiken. Met 50.000 migranten per jaar verliest Cuba jaarlijks één procent van zijn actieve bevolking, geen cadeau voor de al zieltogende economie.

Ingebouwde censor

Tieners en twintigers die wel in het land blijven, kiezen niet langer massaal voor een universitaire opleiding. Waarom zouden ze? Een ingenieur, architect of chirurg verdient 20 tot 60 euro per maand. Dus gaan ze aan de slag in een toeristenoord of als taxichauffeur, baantjes die je sinds enkele jaren als cuentapropista of zelfstandige mag uitoefenen en waarmee je een veelvoud verdient. De dubbele braindrain is een van de grootste bedreigingen voor de groei die Castro met zijn schuchtere hervormingen voorstaat.

Wie het zich kan veroorloven gaat online om met familieleden in het buitenland te praten, niet om de krant te lezen. Journalist Carlos Manuel Alvarez Rodriguez weet dat de Cubanen langzaamaan meer vrijheden krijgen, maar het gaat allemaal veel te traag. ‘De overheid wil arbitraire beslissingen blijven nemen en geloven dat die in het belang van het volk zijn. De bal van de hervormingen is niet gaan rollen dankzij de regering, maar door de Cubanen, die op creatieve manieren iets van hun leven proberen te maken. De machthebbers legaliseren gewoon wat het volk al jaren doet.’

Zo probeert ook Alvarez de limieten van het aanvaardbare op te rekken. Voor onder meer het onlinemagazine OnCuba schrijft hij over die dingen waardoor Gutiérrez in 1997 zijn baan verloor. Hij schopt hard tegen heilige huisjes, zoals de afkalvende kwaliteit van het onderwijs en de gezondheidszorg. ‘Tien jaar geleden was dat onmogelijk, maar ik durf niet te zeggen dat ik helemaal vrij ben van zelfcensuur. Je kan vechten tegen je ingebouwde censor, maar die niet uitschakelen. In een Cubaanse publicatie kan ik Fidel Castro niet frontaal aanvallen. Maar dat doe ik dan wel in buitenlandse media, om mijn geweten te sussen.’

Alvarez beseft dat weinig mensen in Cuba zijn artikelen lezen. Thuis heeft bijna niemand internet. Pas sinds vorig jaar zijn er wifi-hotspots in Havana en enkele andere steden. Een uurtje surfen kost er twee dollar, een tiende van een gemiddeld maandloon. ‘Wie het zich kan veroorloven, gaat online om met familieleden in het buitenland te praten, niet om de krant te lezen.’ Kritisch politiek bewustzijn is er na vele decennia van dictatuur nauwelijks, zegt Alvarez. ‘Geloof niet dat de Cubanen op democratie zitten te wachten. Ze willen vooral materieel een beter leven leiden.’

Schrijer Pedro Juan Gutiérrez op zijn dakterras in Havana. Foto: Jan de Deken
20 eurocent per zak

In Havana is de Cubaans-Amerikaanse toenadering al een jaar the talk of the town, maar Noidan Alonzo (36) heeft nog nooit van Obama gehoord. Hij heeft wel avocado’s, bonen en maniok.

Boeren in het landelijke Pinar del Rio hebben andere zorgen aan het hoofd. Achter Alonzo’s huis rookt een berg houtskool in wording. ‘Zo blijft het vier dagen smeulen. Al die tijd kan ik niet slapen, want ik moet het dag en nacht elk half uur onderhouden. Deze ochtend, nog voor zonsopgang, sloeg ineens de vlam erin,’ zegt Alonzo, terwijl hij met forse halen aarde op de berg schept. De houtskool verkoopt hij verplicht aan de overheid, voor vijf Cubaanse peso (20 eurocent) per zak. Het is zijn bijdrage aan de revolutie. Al is politiek wel het laatste waar hij van wakker ligt.

Toch heeft Alonzo redenen om zich zorgen te maken. Cuba leeft voor tachtig procent van geïmporteerd voedsel, goed voor twee miljard dollar per jaar. Een groot deel daarvan komt nu al uit zuidelijke staten van de VS. Als binnenkort Amerikaanse landbouwbedrijven en voedingsconcerns vrij spel zullen krijgen, is de weinig productieve lokale landbouw weggeconcurreerd nog voor het opnieuw oogsttijd wordt.
De periodo especial dwong de Cubaanse boeren om terug te keren naar de meest artisanale vorm van biolandbouw. ‘We hadden geen pesticiden. De Russische landbouwmachines werkten niet meer, want er waren geen onderdelen of brandstof. Zelfs werkdieren hadden wij niet. Van zaaien tot oogsten, alles moest met de hand.’

Raul Castro, pragmatischer dan zijn broer Fidel, wist dat hij de uiterst inefficiënte agrarische sector moest hervormen. Hij zette in op organische en stadslandbouw, gaf boeren gebruiksrecht over meer dan een miljoen hectare ongebruikte landbouwgrond en meer vrijheid om zelf te kiezen wat ze erop verbouwen. Naast zijn verplichtingen als houtskoolleverancier heeft Alonzo bonen, rijst, vruchten, koffie, koemelk en wat schapen om in de basisbehoeften van zijn gezin te voorzien. Dat moet ook wel. Alonzo schat zijn gezinsinkomen op duizend Cubaanse peso of 40 euro per jaar. ‘En het boekje met voedselbonnen wordt steeds dunner. Bovendien is de yoghurt die we daarmee kunnen kopen niet te drinken.’ Verder overleven de boeren vooral door solidair te zijn. ‘De stier en de bok van de buurman komen gratis mijn beesten bevruchten. Ik leen mijn paard uit, een ander zijn auto. En ’s nachts patrouilleren we samen om ons vee tegen dieven te beschermen.’

Enkele maanden geleden heeft Alonzo zich aangesloten bij een coöperatie, waaraan hij zijn landbouwproducten voor eigen rekening mag verkopen. ‘Ook dat is een verbetering. Het levert extra peso’s op.’

Groentenboer Luis Hernandez thuis met zijn dochter, in Minas de Matahambre. Foto: Jan de Deken
1414 politieke arrestaties

In Minas de Matahambre, vijftien kilometer verderop, is Luis Hernandez lid geworden van de coöperatie die Alonzo’s oogst opkoopt. Hij opende een fruit- en groentestalletje in de lome hoofdstraat van het dorp. ‘Als we nieuwe kansen krijgen, ben ik altijd de eerste om op de kar te springen,’ lacht Hernandez met aanstekelijk ondernemersenthousiasme. Hij ziet het als zijn manier om een voortrekker van de revolutie te zijn. ‘Ik wil projecten opzetten. Als ik kon, zou ik het hele dorp voeden.’
Hernandez werkte in de kopermijn waaraan het dorp zijn naam te danken heeft, tot die in 1997 de deuren sloot. Veel van zijn dorpsgenoten trokken weg. Hij probeerde toen al zelfstandige te worden, maar de vele overheidsrestricties speelden hem parten. ‘Die zijn grotendeels weggewerkt. Ik verdien nu veel beter dan vroeger. Ik ben blij dat de nieuwe president durft te veranderen. Revolutie betekent vooruitgaan, niet stil blijven staan. Nu moet het Amerikaanse handelsembargo nog opgeheven worden. Dat heeft Cuba veel pijn gedaan.’

Op het platteland van Pinar del Rio klinkt de stem van de overheid sterker dan in de hoofdstad. Er is nog geen internet, buitenlanders komen hier niet. Hernandez heeft te doen met de Europeanen, want hij ziet bijna dagelijks op de staatszender hoe ongenadig de crisis toeslaat in Europa. Dan hebben zij het toch beter hier.

Zelfs de hoeren hebben in Cuba een universitair diploma,’ zei Fidel Castro ooit. Op het platteland heersen nog steeds de CDR’s, de lokale Comités ter Verdediging van de Revolutie. Met de beruchte actos de repudio worden veronderstelde tegenstanders van die revolutie, zoals mensenrechtenactivisten, bestreden met intimidatie en geweld. Volgens de Cubaanse Commissie voor de Mensenrechten en Nationale Verzoening (CCDHRN) werden in januari maar liefst 1414 politieke arrestaties verricht. Dat is opvallend, want president Obama had meer respect voor de mensenrechten altijd als voorwaarde gesteld voor een bezoek aan het land. Cubaanse staatsmedia zien in de visite nu al een Amerikaanse bevestiging dat het land wel degelijk de mensenrechten respecteert.

Hernandez mag nog zo hoog opgeven over de CDR – ‘Er gebeurt niets zonder dat zij het weten. Daardoor is hier geen criminaliteit’ – ook hij verlaagt consequent zijn stemvolume en kijkt even om wanneer hij iets gevoeligs verkondigt. Maar zo is het toch altijd geweest? Hernandez en zijn vrouw Miriam Leon zien weldra gouden tijden aanbreken. Sinds kort kunnen ze een lening aangaan bij de bank en mogen ze hun huis op de private markt verkopen. Ze zijn gelukkig en willen in Minas sterven. Maar ze beseffen dat hun kinderen het anders zien.

De drieëntwintig jarige Luis Isaak komt als zelfstandig kapper naar lokale normen goed aan de kost. ‘Tien peso (40 eurocent) per kapbeurt, dat is meer dan veel arbeiders hier op een dag verdienen,’ zegt zijn moeder. ‘Daarnaast geef ik hem ook de inkomsten van een kamer die we verhuren. Als we hem helpen hier een goed leven op te bouwen, vertrekt hij hopelijk niet.’

De zestienjarige Larissa (knokige jukbeenderen, donkere ogen, geblondeerde lokken) hoopt in de voetsporen te treden van haar broer: ‘In Minas willen mijn leeftijdgenoten nog dokter worden, maar ik zie dat hij als kapper meer verdient.’ Voor haar vijftiende verjaardag is het hele gezin naar toeristenoord Varadero gereisd. Nooit eerder hadden ze producten zoals zonnebrandolie gezien. ‘Dat smaakte naar meer,’ glimlacht Larissa. ‘Ik durf niet te zeggen dat ik geen andere oorden opzoek.’

Voormalig animeermeisje Mireille in haar nieuwe herenhuis in de wijk Vedano. ‘Ik ben hier om toe te zien op de renovatie.’ Foto: Jan de Deken
Functionele veelwijverij

Voor Mireille (27) was het op haar achttiende al zonneklaar dat ze niet in Cuba zou blijven. ‘Iedereen wil weg van dit roteiland.’ Net zoals haar zus trouwde ze met een rijke, oudere Italiaan.

Zo zoeken wel meer meisjes een toekomst aan de arm van rijke buitenlanders. De revolutie had prostitutie verbannen, maar in de jaren negentig begonnen ze opnieuw te tippelen bij gebrek aan alternatief. ‘Zelfs de hoeren hebben in Cuba een universitair diploma,’ zei Fidel Castro ooit. Waar grote groepen toeristen komen, zwermen de jiniteras er vandaag onvermijdelijk omheen. Afhankelijk van hun ambitie willen ze drankjes, geld voor seksuele diensten of een enkeltje buitenland.

Mireille ging meteen voor de hoofdprijs. Ze verhuisde naar Italië, voldeed enkele jaren aan haar echtelijke plichten en scheidde weer. Een Italiaans paspoort rijker begon ze in een elitaire nachtclub in Milaan als gezelschapsmeisje te werken, waar ze minstens 5.000 euro per maand verdient. Toen een drugsverslaafde telg uit een rijke familie haar vorig jaar drie blanco cheques gaf, cashte ze 300.000 euro. Ze kocht een herenhuis in Vedado, Havana’s oude residentiële wijk.

‘Het is een investering, ik keer niet terug naar Cuba. Ik ben hier alleen om toe te zien op de renovatie,’ zegt Mireille. Beneden is haar imposante nieuwe stulpje nog een bouwput, maar haar kamer op de eerste verdieping is al van een bovenmaatse jacuzzi voorzien. Op het dak laat ze zien waar het zwembad en de bar zullen komen.

De Cubaanse overheid verdraagt geen grootverdieners, en jiniteras nog minder. Als ze geen ruime fooi in de handen van de juiste politieagenten drukken, riskeren de meisjes jaren cel. Toch doen ze slechts wat Vadertje Staat hun heeft voorgedaan. Cuba is altijd zelf een jinitera geweest, van de VS, de Sovjet-Unie, het Venezuela van Hugo Chavez: in ruil voor levensonderhoud en zakgeld kregen de opeenvolgende suikerooms een aantrekkelijke verovering om mee te pronken.

‘Ik weet dat ik binnen een paar jaar ben afgeschreven,’ zegt Mireille. ‘Ik bereid me daarop voor, onder meer door in vastgoed te investeren.’ Cuba heeft zich daarentegen nooit een weg naar boven geneukt. Nooit was er het concrete vooruitzicht om op eigen benen te staan. Toen Hugo Chavez zijn oliedollars uitstrooide over de ideologische bondgenoot vielen de broodnodige hervormingen meteen weer stil. Zo kwam Cuba na diens dood opnieuw in zwaar weer terecht.

Na dik vijftig jaar beseft de partijtop wat Mireille op haar twintigste al wist: je kunt je toekomst beter niet in handen van één suikeroom leggen. Cuba praat met Europa, Brazilië, Mexico en het IMF en flirt openlijk met China en Vietnam. Ook de toenadering tot de VS moet in die context worden gezien. 2016 is niet het jaar van Obama in Cuba, maar dat waarin verstikkende seriële monogamie plaatsmaakt voor functionele veelwijverij. Cuba’s hoeren leerden van de meester, maar tegenwoordig lopen de bejaarde revolutionairen hen achterna.

Obama in CubaHet bezoek van Barack Obama is geen radicale koerswijziging, maar een volgende stap in de normalisering van de Cubaans-Amerikaanse relaties die achter de schermen al enkele jaren aan de gang is.
Het door een Republikeinse meerderheid gedomineerde Congres weigert vooralsnog het embargo op te heffen, maar binnen zijn presidentiële bevoegdheden heeft Obama de handelsbeperkingen behoorlijk opgerekt. Amerikaanse toeristen in Cuba hoeven bij terugkomst niet meer voor vervolging te vrezen, ook al blijft reizen naar het eiland op enkele uitzonderingen na illegaal. Beide landen werken aan een bootverbinding, vlotter luchtverkeer en een rechtstreekse postbezorging. Amerikaanse telecombedrijven haalden contracten binnen om Cuba ook online uit zijn isolement te halen.De radicale Cubaanse anti-Castristen in Miami sterven langzaamaan uit en zijn steeds minder een politieke factor van betekenis. Presidentskandidaten Marco Rubio en Ted Cruz – beiden met Cubaanse roots – bekritiseren het bezoek van Obama, maar de kans lijkt klein dat zij als president de duimschroeven van het embargo weer zouden aandraaien. Daarvoor is de Amerikaanse bedrijfswereld te happig op de handelsmogelijkheden in de achtertuin.Op 21 maart zullen Obama en Castro wellicht nieuwe zakendeals aankondigen, maar in de retoriek drijven vooral mensenrechten naar de oppervlakte. Obama dringt aan op meer vrijheid voor de gewone burger. In de aanloop naar het historische bezoek liet Cuba als toegift tientallen politieke gevangen vrij. Obama staat erop om met dissidenten te spreken, maar Cuba wil bepalen welke dissidenten dat zullen zijn. Beide presidenten zullen moeten koorddansen, zoals de Cubanen dat al decennia doen.