In het Limburgse Arcen brouwden ze lang voor het hip werd al speciaalbieren. De brouwers van Hertog Jan kunnen terugvallen op een rijke traditie, diepgeworteld in de lokale biercultuur.

Craft bier, dat is hip. Het domein van jonge gasten met baarden en tatoeages die binnen een muts dragen en hun hop uit de VS laten overkomen. Hipsters die tien jaar geleden vanuit de garage of achtertuin begonnen oude bierstijlen nieuw leven in te blazen, een hype die is komen overwaaien uit Amerika. Je herkent dat hippe craft bier in de supermarkt aan de vaak kleurrijke en afwijkende etiketten.

Ver van de Randstad, in het Noord-Limburgse plaatsje Arcen, vlak boven Venlo, moeten ze daar een beetje om glimlachen. Daar zijn ze er vijfendertig jaar geleden al mee begonnen, toen de hipsters nog niet eens in de luiers lagen. Ze brouwden er Magnus (een donkere dubbel) en Oud Limburgs (een amberkleurig bier). Nog altijd worden in de Arcense bierbrouwerij de speciaalbieren van Hertog Jan gebrouwen. Speciaalbier was in 1980 in Nederland een noviteit – zoals het populaire IPA nu – maar de brouwers van Hertog Jan konden in Arcen terugvallen op een rijke traditie, diepgeworteld in de lokale Noord-Limburgse biercultuur. De geschiedenis van de Arcense brouwerij gaat terug tot een tijd dat speciaalbier nog ‘gewoon’ bier was.

Foto: Eddo Hartmann
‘De pilsinvasie van Europa’

Eerst even een klein stukje techniek. Wat wij nu speciaalbier noemen, is bovengistend bier. Dat wil zeggen: bier dat wordt gebrouwen met gisten die hun werk doen bij 25 graden Celsius. Als ze uitgegist zijn, komen ze boven drijven. Vandaar: bovengistende bieren. Vroeger, toen ieder dorp nog zijn eigen brouwerij had, brouwde iedereen bovengistend bier, iets anders kon niet. En er werd alleen in de winter gebrouwen, omdat je in de warme zomermaanden meer kans liep op infecties met wilde melk- en azijnzuurbacteriën, die ook van warmte houden. Zo ging het vrijwel overal. Behalve in het Boheemse dorpje Pilzen. Daar hadden ze grotten waar een gist leefde die zijn werk deed bij een bescheiden 10 tot 12 graden. Die gist zakte naar beneden als het klaar was. Het resultaat was een verfrissend en licht ondergegist bier, vertelt Gerard van den Broek, de meesterbrouwer in Arcen. Ze noemden dat pils.

Eind negentiende eeuw werden in tien jaar tijd drie belangrijke technologische uitvindingen gedaan die leidden tot een ware pilsrevolutie: de koelingsinstallatie, de thermometer en de gistpropagatie (de techniek om geïsoleerde gistculturen op te kweken). Nu was het mogelijk om overal, op ieder gewenst moment ondergistend bier te brouwen. Dat had voordelen: de kwaliteit was hoog en constant doordat de kans op infecties vele malen kleiner was. De naar beneden zakkende gisten klaarden direct ook het bier, dus hield je een fris en helder pils over. Doordat bier vanaf 1886 ook gepasteuriseerd werd, was het veel langer houdbaar en kon het met de trein (ook al zoiets nieuws) over heel Europa verspreid worden.

Foto: Eddo Hartmann

Bijzonder populair was het bier uit Pilzen. Zo begon ‘de pilsinvasie van Europa’. Pils was nieuw, pils was licht, fris, helder en dorstlessend. Pils was hip. Iedereen wilde pils. Pils was het IPA van de jaren 1900. De pilsinvasie betekende het einde van de kleine lokale brouwers. De vraag naar hun bovengistende bieren kelderde subiet, en omschakelen was vaak geen optie, daarvoor was al die nieuwe apparatuur veel te kostbaar. De bierbusiness veranderde van kleine lokale familiebedrijven in grootschalige industriële ondernemingen. Van de ruim vijfhonderd brouwerijen die Nederland rond de eeuwwisseling telde, waren er in 1985 nog maar vijftien over, schrijft zytholoog en biersommelier Fiona de Lange in haar boek Ontdek de smaak van bier. Eén daarvan is de kleine brouwerij in Arcen. En dat is best een bijzonder verhaal.

Recht in de vuurlinie

Het jaar was 1914, de pilsinvasie was in volle gang en voor een viertal lokale Noord-Limburgse brouwers diende het einde van hun carrière zich aan. Ze besloten samen te investeren in een nieuwe brouwerij met moderne apparatuur om ondergistend bier te brouwen. Ze noemden zichzelf De Vriendenkring. De brouwers hadden al flink wat aanzien, en ook als pilsbrouwers bouwden ze een stevige grote klantenkring en een goede reputatie op. De brouwerscoöperatie overleefde de Eerste Wereldoorlog, de overnamegolven van de jaren dertig en veertig en de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog. Maar door de strategische ligging tussen de Maas en de Duitse grens kreeg de brouwerij het aan het eind van die oorlog zwaar te verduren.

De brouwerij vlak na de oorlog. De kogelinslagen zitten nog steeds in de moutsilo’s.

Het gebouw lag recht in de vuurlinie en werd volledig aan flarden geschoten. Dit was de eerste keer dat het eigenlijk afgelopen had moeten zijn, zegt Louis Reutelingsperger, die in de jaren tachtig en negentig als bedrijfsleider bij de Arcense brouwerij werkte en als amateurhistoricus een boek schreef over de bier- en brouwcultuur van Arcen. ‘Maar de brouwerij zat zo diepgeworteld in de gemeenschap, die twijfelde geen seconde en begon met de wederopbouw.’ Met wat reparaties was de installatie in het brouwhuis te redden, en ook de moutsilo’s konden nog gebruikt worden. Nog steeds wordt het mout voor het speciaalbier van Hertog Jan in deze silo’s bewaard. De kogelinslagen zitten er nog in.

De samenvoeging van de biermarkt ging door, dus moest de Vriendenkring wel aansluiting zoeken bij grote partners. Grote brouwers kochten vaak kleinere merken met een sterke regionale positie op. Ze kochten dan in feite de klantenkring, de bierproductie verplaatsten ze doorgaans naar een grotere efficiëntere locatie. Dat de Arcener brouwerij twee keer zo’n overname heeft overleefd, komt volgens Reutelingsperger allereerst doordat de brouwerij heel goed ontworpen is, met de gecombineerde kennis van vier ervaren brouwers. ‘Je moet het zien als een oldtimer die nog prima rijdt.’

Foto: Eddo Hartmann

De brouwerij ligt op een schilderachtige plek, dat helpt. En het water is daar van onberispelijke kwaliteit. Belangrijk, want bier bestaat voor 93 procent uit water, zegt brouwmeester Gerard van den Broek. De grond onder de brouwerij bestaat uit watervoerende grind- en zandpakketten die gescheiden zijn door kleilagen. Onder iedere kleilaag neemt de ouderdom, mineralenrijkdom en kwaliteit van het grondwater toe. De zandpakketten bij Arcen zijn gevormd door de Oer-Rijn en -Maas, niet door de zee. Daarom zitten er geen schelpresten in en is het water relatief kalkarm. Precies hier bij Arcen komt de kleilaag even omhoog en kan dat kraakheldere achthonderd jaar oude water makkelijk omhooggepompt worden. Het fijne zand zorgt voor extra filtering. Dat superzachte water zorgt voor heel zuiver bier. En voor weinig kalkaanslag in de ketel, glimlacht Van den Broek.

Maar de belangrijkste reden voor het voortbestaan van de brouwerij in Arcen, zeggen Reutelingsperger en Van den Broek, is het DNA van de brouwerij. De kennis en ervaring van de mensen die er werken gaat van generatie op generatie al honderden jaren terug.
In 1980 dreigden die kennis en ervaring het dan toch echt te moeten afleggen tegen capaciteit. In de brouwerij in Arcen werd toen al jaren Skoll pils gebrouwen voor het Britse Allied Breweries. Fusten werden er al niet meer afgevuld, er kwam alleen tankwagenbier vandaan dat in Helmond werd gebotteld. De rest van het Skoll kwam uit Breda. Daar brouwden ze in één dag dezelfde hoeveelheid waar ze in Arcen een week over deden. Het was op geen enkele manier meer rendabel, dus de brouwerij moest dicht.

Wat nou, dacht een zestal bevriende Arcense brouwers, als we hier van dat smaakvolle oude speciaalbier gingen maken? Geen enkele grote brouwer zag daar heil in. Rond 1980 dronk ruim 98 procent van de Nederlanders pils. Geen hond brouwde hier speciaalbier. Dus begonnen de zes op eigen houtje, als de Arcense Bierbrouwerij BV. Die brouwerij mochten ze huren van Allied onder één voorwaarde: dat ze geen pils zouden brouwen, want dat zou nog wel eens tot concurrent kunnen uitgroeien. Samenwerking met drankenhandel De Kikvorsch zorgde voor het distributiekanaal. De Kikvorsch voerde zijn eigen merk pils onder de naam Hertog Jan, dat werd gebrouwen in Dommelen. De speciaalbieren uit Arcen pasten ook mooi onder die naam.

Van generatie op generatie: de kennis en ervaring gaat honderden jaren terug. Foto: Eddo Hartmann

Ze werden een succes. In 1986 sleepte de Arcense Bierbrouwerij op de Monde Selection de eerste gouden medaille binnen, de hoogste internationale onderscheiding, met het Grand Prestige bier. En het is niet meer opgehouden. Vorig jaar nog won Gerard van den Broek opnieuw goud met zijn Hertog Jan Grand Prestige in de World Beer Cup.

Bovengistend bier. Wat we nu speciaalbier noemen was vroeger ‘gewoon’ bier. Foto: Eddo Hartmann

Niet zo gek als je bedenkt dat de speciaalbieren van Hertog Jan anno 2016 nog steeds in een traditie staan die via de geschiedenis van dat kleine brouwerijtje aan de Maas teruggaat tot de tijd dat deze speciaalbieren nog door ambachtelijke dorpsbrouwers werden gebrouwen. Brouwers die brouwden op basis van kennis en ervaring die ook weer honderden jaren terugging. Misschien wel net zo ver terug als het mannetje op het etiket: Hertog Jan I van Brabant, Jan Primus, de Koning van het bier. De dertiende-eeuwse hertog die de drank van het volk dronk. Bier. Speciaalbier, welteverstaan.

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Hertog Jan. De redactionele eindverantwoordelijkheid ligt bij Vrij Nederland.