De Nederlandse staat heeft vandaag met Dutchbat-tolk Hasan Nuhanović een overeenkomst bereikt over een schadevergoeding. Greta Riemersma sprak hem afgelopen november: ‘Er is geen communicatie tussen de Nederlandse staat en mij.’

Midden in het gesprek zegt Hasan Nuhanović, de voormalige tolk van het Dutchbat-bataljon in het Bosnische Srebrenica: ‘Sorry voor mijn taalgebruik, maar ik voel me fucked up. Ik ben zo nerveus.’ Hij heeft uren zitten praten over de moord op zijn ouders en broer – het maakt hem gek. Meestal bespreekt hij de geschiedenis van zijn familie in kleine stukjes, een halfuurtje hier, een halfuurtje daar. Dat kan hij aan. Maar uren achter elkaar, liever niet. En dan heeft hij ook nog eens last van de zon die overal om ons heen is in Radon Plaza, een hotel in een buitenwijk van de Bosnische hoofdstad Sarajevo.

In 1992 was het gebouw nog het redactielokaal van de fameuze Bosnische krant Oslobodjenje, maar toen dat jaar de oorlog tussen Moslims en Bosnische Serviërs begon, knalden die laatsten het aan gort. Er bleef een betonnen skelet over waar de ijzerdraden uitstaken, de redactie ging verder in de kelder. Nadat in 1995 een einde kwam aan de oorlog in Bosnië, veranderde de ruïne in een supersonisch hotel, bestaand uit vier hoge torens met spiegelende ramen. De bovenste verdieping is een ronddraaiend restaurant met uitzicht over Sarajevo, Nuhanović zit er graag. Maar het nadeel is dat het volledig uit glas bestaat en dus aan alle kanten de zon binnenlaat. Al langer vraagt hij zich af: waarom verdraag ik de zon niet meer?

Dutchbat zat in Srebrenica om de Moslimbevolking te beschermen tegen de Bosnische Serviërs maar in plaats daarvan leverde het de Moslims aan hen uit

Hij merkt het ook als hij in de bergen van Bosnië loopt. Hij kan er uren alleen ronddwalen. Je hebt er naaldbomen van dertig meter hoog en verder niets, geen mensen, geen geluid en geen zon, precies wat hij wil. De zon maakt hem gek. Vandaag ook weer. Vanochtend vroeg ging het nog wel, de zon bleef lang verscholen in de mist die tussen de heuvels rondom Sarajevo hing. Maar nu de stralen met het uur feller worden, houdt hij het niet meer vol. Hij denkt wel eens: zou het te maken hebben met die 13de juli 1995, toen de Bosnische Serviërs zijn ouders en jongere broer uit Srebrenica hebben weggevoerd?

Het was die dag zonniger dan zonnig. ’s Ochtends hadden ze nog hoop. Hij en zijn familie zaten op het terrein van de Dutchbat-peacekeepers in Srebrenica, waar ze net als duizenden andere Moslims bescherming hadden gezocht tegen de oprukkende Bosnische Serviërs. Eerst hoorde Nuhanović dat zijn broer mocht blijven, later was het zijn vader die mocht blijven. ‘Maar met zonsondergang was alles over,’ zegt hij. Zijn familieleden waren weg, net als vijfentwintigduizend andere Moslims, afgevoerd door de Serviërs. Van zo’n achtduizend Moslims, hoofdzakelijk jongens en mannen, waren jaren later alleen nog wat botten over, meestal diep weggestopt in een massagraf. Ook Nuhanović zag zijn familie niet levend terug.

Kunt u zich voorstellen dat u deze geschiedenis ooit achter u laat?
‘Nee. Hoe zou dat moeten? Wie kan er zo gedetailleerd over praten in het Engels als ik?’

Voelt u het als een verplichting ten opzichte van uw vermoorde familie om hierover te vertellen?
‘Ja, o ja.’

Zou het niet beter voor u zijn in een ander land te wonen, ver weg van Srebrenica?
‘Eerst kon ik niet weg uit Bosnië omdat ik de lichamen van mijn familieleden moest zoeken. Hoe kon ik weggaan als ik ze nog niet had begraven? Nu ze begraven zijn, denk ik er soms over ergens anders te gaan wonen. Maar ik heb nog steeds een band met dit land. Er zijn dingen te doen, ik heb een taak.’

Aangifte tegen Dutchbat

Hasan Nuhanović (46) is op 13 november in Nederland om in het gerechtshof in Arnhem zijn zaak bij te wonen tegen de leiding van Dutchbat III. Hij en een andere Bosnische familie deden in 2010 aangifte tegen Dutchbatcommandant Karremans, plaatsvervangend commandant Franken en adjudant Oosterveen wegens medeplichtigheid aan genocide. De redenering is als volgt: Dutchbat zat in Srebrenica om de Moslimbevolking te beschermen tegen de Bosnische Serviërs, maar in plaats daarvan leverde het de Moslims aan hen uit, waarna er meer dan achtduizend zijn afgeslacht. ‘Het gaat niet aan mensen over te dragen aan de vijand,’ aldus advocaat Liesbeth Zegveld.

Begin vorig jaar maakte het Openbaar Ministerie (OM) bekend dat het Karremans en de zijnen niet zou vervolgen, maar Zegveld liet het er niet bij zitten. Ze spande een Artikel 12-procedure aan, waardoor het Hof nu moet beoordelen of het OM een terecht besluit heeft genomen. ‘Ik heb sterk de indruk dat het OM de Dutchbatleiding wel wilde vervolgen, maar dat er van hogerhand is ingegrepen,’ zegt ze. Immers: het OM heeft de zaak drie jaar serieus onderzocht en advies ingewonnen bij de Landelijke Reflectiekamer. ‘Het OM doet dat niet als het niet van plan is er iets mee te doen.’ Wie er precies zou hebben ingegrepen weet Zegveld niet, dat kan het College van Procureurs-Generaal zijn of het ministerie van Defensie of Justitie. ‘Ik denk dat ze het op die niveaus niet wenselijk vinden om de eigen militairen te vervolgen. Ze zullen het wel opvatten als: we vallen onze eigen mensen af en in het buitenland staan we er ook nogal gekleurd op.’

De bal bij het OM

Nuhanović wilde al veel eerder aangifte doen tegen Karremans, Franken en Oosterveen, maar hij kreeg rond 2000 het advies, onder anderen van Zegveld, eerst de Nederlandse staat aan te pakken in een civiele zaak. Na twaalf jaar procederen stelde de Hoge Raad hem vorig jaar deels in het gelijk: de staat is aansprakelijk voor de dood van zijn vader en broer. Nu komt hij eindelijk in de buurt van zijn oorspronkelijke doel: de vervolging van Karremans, Franken en Oosterveen. Maar hij benadrukt dat de bal bij het OM ligt. Hij heeft al twaalf jaar aan rechtszittingen en meer dan vijfentwintig reizen naar Nederland achter de rug. Hij is moe. ‘Waarom moest het twaalf jaar van mijn leven kosten?’

U bedoelt: het OM moet nu zijn verantwoordelijkheid nemen?
‘Zo hoort het te werken. Het OM gaat altijd zelfstandig te werk, het doet onderzoek en besluit vervolgens of er vervolging komt. Maar in het geval van de Dutchbat-leiding hangt het blijkbaar van mij af of er een strafzaak komt. Stel nu dat ik vannacht doodga, dan is er geen zaak. Hangt gerechtigheid dan af van mijn leven? Is dat het juridische systeem in Nederland, een westerse maatschappij, een democratisch land?’

Het is de realiteit. Zonder u en Liesbeth Zegveld is er geen rechtszaak.
‘Dat is niet normaal.’

Wat als nu de uitkomst is dat die drie mannen niet worden vervolgd?
‘Mijn leven zal niet veranderen.’

Potocari, 12 juli 1995. Het beruchte moment: Ratko Mladic toost met Thom Karremans.

 

U bent dan niet teleurgesteld?
‘Nee. Gerechtigheid moet meteen komen, niet pas na bijna twintig jaar. De Engelsen hebben er een mooi gezegde voor: justice delayed, justice denied. Overigens is de zaak tegen Oosterveen niet mijn zaak, wel die tegen Karremans en Franken. Die twee hebben mijn familie weggestuurd van de compound, Karremans niet persoonlijk, maar Franken wel.’

Is een strafzaak voor u ook een kwestie van wraak?
‘Ik zou het geen wraak willen noemen. Waarom wraak?’

Ik las dat u soms denkt: wat zou er zijn gebeurd als ik het pistool van Franken had gepakt en tegen zijn hoofd had gedrukt.
‘Dat is waar. Als ik een tijdmachine had, als ik twintig jaar terug kon in de tijd, had ik dat gedaan. Ik ben in Srebrenica altijd loyaal geweest aan de Nederlanders, gehoorzaam, beschaafd, ik heb geen geweld gebruikt, ik heb alles volgens de regels gedaan. En wat gebeurt er? Mijn familie gaat dood.’

Toen de Moslims werden afgevoerd, heeft u Franken gewaarschuwd dat er meteen daarna al negen doden waren. Klopt het dat Franken u zei deze ‘bullshit’ niet te verspreiden omdat hij geen paniek wilde?
‘Precies. Hij heeft deze woorden later bevestigd in de rechtszaal.’

Ik heb tics in mijn gezicht, ik slaap slecht. Ik hoef geen nieuwe auto, ik wil genezen en dat kost geld

Dutchbatters bleken later zelf lijken van Moslims te hebben gezien, een container vol. Een van de Dutchbatters dacht: ‘Mondje dicht en lekker naar huis.’
‘Weet u hoe dat heet? Doofpot. Dat is een criminele daad. Als je getuige bent van een misdaad en je rapporteert die niet, ben je medeplichtig.’

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Nederlandse staat aansprakelijk is voor de dood van uw vader en broer. Heeft dat voor u iets veranderd?
‘Ik heb erkenning gekregen, maar er is geen communicatie tussen de Nederlandse staat en mij. De staat heeft mij twintigduizend euro geboden en daarbij gezegd: “Dit is wat we bieden, punt.” De staat houdt rekening met andere nabestaanden die ook een zaak kunnen aanspannen. Dus mijn succes heeft collateral damage voor mijzelf gecreëerd.’

U accepteert die twintigduizend niet?
‘Nee. Maar het bod ligt nog steeds op tafel. De Nederlanders moeten me gewoon fatsoenlijk betalen, zodat ik rust kan krijgen. Daar gaat financiële compensatie over: mijn herstel. Een psychiater heeft vastgesteld dat ik een zware posttraumatische stressstoornis heb.’ Hij wijst op zijn ogen die inderdaad nogal ongericht samentrekken: ‘Ik heb tics in mijn gezicht, ik slaap slecht. Ik hoef geen nieuwe auto, ik wil genezen en dat kost geld.’

Realiseert u zich dat u allang succes hebt met uw acties? Srebrenica is een zwarte bladzijde in het Nederlandse geschiedenisboek, dat weet iedereen.
‘Ik heb in elk geval íets bereikt. De Nederlandse staat zal nooit aan deze episode in de geschiedenis voorbij kunnen gaan, zelfs als er geen strafzaak tegen Karremans en Franken komt.’

Er zijn mensen die denken: nu is het wel genoeg. Er is al zoveel over Srebrenica gezegd, we weten wat onze schuld is.
‘Nogmaals: mijn oorspronkelijke plan was aangifte te doen tegen Karremans en Franken. Maar de staat heeft ze vanaf het begin beschermd. Daarom heb ik de staat eerst vervolgd en nu volg ik mijn oorspronkelijke plan.’

Zegveld heeft de Nederlandse regering opgeroepen het gesprek met de nabestaanden aan te gaan en hun leed te erkennen in plaats van eenzijdig zo’n bedragje te bieden. Wat is er daarna gebeurd?
‘Jullie minister van Defensie heeft Liesbeth en mij in haar kantoor ontvangen, afgelopen juni. We hebben meer dan een halfuur gepraat over de zaak die ik heb gewonnen. De landsadvocaat was erbij, die begon eerst hetzelfde verhaal af te steken als in de rechtszaal: ontkennen van wat er in Srebrenica is gebeurd. Hennis moest hem stoppen, kun je je voorstellen? Daarna bood ze drie of vier keer excuses aan.’

Ongeveer duizend Serviërs kwamen naar de basis van de Canadese peacekeepers. Toen de Kroaten de mannen wilden hebben, zei de Canadese kolonel: “Over mijn lijk”

Raakte het u?
‘Ja, ze was menselijk. Wat ik constateerde was dit: deze vrouw is rond de veertig, in juli 1995 was ze rond de twintig. De conclusie: het kost de Nederlandse maatschappij twintig jaar om de waarheid onder ogen te zien. Een heel nieuwe generatie moet daarvoor opgroeien.’

In 1997 beschreven Frank Westerman en Bart Rijs in hun boek over Srebrenica de Nederlanders al als niet erg heldhaftig. Er staat dat ze de Moslims haatten en blij waren dat de Serviërs kwamen. Was dat zo?
‘Dat denk ik wel. We hadden een totaal andere ervaring met de Canadezen. Drie weken na de val van Srebrenica was er eenzelfde soort situatie in Kroatië, in Knin. Ongeveer duizend Serviërs kwamen naar de basis van de Canadese peacekeepers, die moesten worden beschermd tegen de Kroaten. Toen de Kroaten de mannen wilden hebben, zei de Canadese kolonel: “Over mijn lijk.” De Serviërs bleven veertig dagen in Knin. Wij bleven 48 uur op de compound van Dutchbat. 48 Uur.’

Nederland heeft geprobeerd de misdaden in Srebrenica te bedekken. Er is onder andere een belangrijk fotorolletje verprutst. Zegt dit iets over ons, vindt u?
‘De Serviërs doen hetzelfde. Ze willen nooit praten over wat er is gebeurd of ze ontkennen het. Ze zeggen steeds dat er niet zoveel mensen zijn vermoord, er was misschien wel iets van een massaslachting maar het was geen genocide, ga zo maar door. Wij hebben grotere problemen met de Serviërs dan met de Nederlanders. Maar ik zal nooit zeggen dat alle Nederlanders of Serviërs hetzelfde zijn. Ik generaliseer niet, zelfs niet in het geval van de Serviërs.’

Gek van hem

Srebrenica zou een treffender plaats zijn geweest om af te spreken, alleen: Nuhanović trekt het niet. Hij werkt er voor het Srebrenica Genocide Memorial dat in 2007 werd geopend, maar dat doet hij vooral op afstand. Hij organiseert projecten, doet aan fondsenwerving, richt er de oude Dutchbat-compound in als een museum, maar dat lukt allemaal prima vanuit zijn woonplaats Sarajevo. Als hij al naar Srebrenica gaat, dan zo kort mogelijk. Hij regelt zijn zaken, bidt bij de graven van zijn ouders en broer die daar liggen temidden van andere slachtoffers en gaat snel weer weg. De laatste keer kwam hij ziek thuis.

Afspreken in zijn appartement in Sarajevo, waar hij met zijn vrouw en zestienjarige dochter woont, blijkt ook onmogelijk. Zijn gezin wordt gek van hem en zijn gespit in het verleden, nu al bijna twintig jaar lang. Nu weer verscheen onlangs zijn tweede boek, over de periode vóór Srebrenica. Als zijn vrouw en kind horen dat er een Nederlandse journalist bij hen thúis komt, zijn de rapen gaar. Nuhanović beseft dat hij het rustiger aan moet doen, voor zichzelf, maar ook voor hén. Hij moet ze meer aandacht geven, met ze op vakantie gaan. ‘Ze hebben veel te lijden gehad met mij, ze leven in een nachtmerrie,’ zegt hij.

Een gespannen situatie

We zitten dus in dat draaiende restaurant op het dak van hotel Radon Plaza, waardoor we al pratende langs alle kanten van Sarajevo glijden. ‘Kijk,’ wijst hij naar de heuvels aan de zuidoostkant van de stad, waar huizen met rode daken tegenaan zijn gebouwd. ‘Daar beginnen de Servische gebieden, zo dichtbij zijn ze.’

Na de oorlog kreeg Bosnië een Moslim-deel, een Servisch deel én het piepkleine Federaal District Brčko dat deel uitmaakt van beide gebieden. Het is sindsdien rustiger in Bosnië, het doden is gestopt, maar het nationalisme is nog lang niet dood.

Sterker: bij de laatste verkiezingen begin oktober wonnen de nationalistische partijen, zowel onder de Serviërs als de Moslims. Sarajevo, voor de oorlog een stad met een gemengde bevolking, is nu vooral het domicilie van Moslims en dat is te zien. In het oude Bosnië betekende Moslim-zijn niet veel, het was vooral een etnische aanduiding (vandaar de hoofdletter). Moslims konden kerst vieren met de Servische buren en doorzakken met flink veel sterk alcoholische rakija. De Moslims heten intussen officieel Bosniaks en tegelijkertijd heeft de islam voor een aantal van hen meer betekenis gekregen. Op straat in Sarajevo lopen meer vrouwen dan voorheen met hoofddoeken en het wemelt van de winkels met islamitische lectuur. Anderzijds zeggen de Bosnische Serviërs dagelijks dat ze zich willen afscheiden. ‘Ze willen een aparte staat,’ zegt Nuhanović. Hij speekt van een ‘gespannen situatie’, waarin de wonden nog diep zijn.

En de vooroordelen over zíjn etnische groep nemen alleen maar toe, vindt hij – alsof de situatie in Bosnië ook maar iets te maken heeft met 9/11, Al Qaida of IS. ‘In Srebrenica heeft niemand gevraagd: “Hoe vaak ging u naar de moskee, hoe vaak bad u, gelooft u in God of niet?” Mijn broer ligt in een Moslimgraf, maar hij was zijn hele leven niet in een moskee geweest en zijn naam was nota bene Muhammed. Ik word zo boos als er wordt gezegd dat er Moslims zijn gedood. Het waren allemaal mensen. Genocide is een misdaad tegen de menselijkheid.’

Het is de reden dat hij onlangs zijn tweede boek heeft geschreven, met als titel, vrij vertaald: Exodus. Hij wil de vooroordelen bestrijden, hij wil laten zien dat de situatie waarin hij en zijn familie in Srebrenica verkeerden, abnormaal was. Het was een stadje met zesduizend inwoners, waar tijdens de oorlog op een goed moment zestigduizend gevluchte Moslims waren samengeperst. ‘Ik kreeg de indruk van de Nederlanders dat ze niet wisten dat wij vluchtelingen waren. Ze dachten misschien dat we altijd zo leefden, boven op elkaar, zonder douches en elektriciteit, met vieze kleren en weinig eten.’ In de Dutchbatcompound las hij in kleine lettertjes op de muren wat Dutchbatters hadden geschreven: My ass is like a ‘local’ it’s got the same smell Bosnia 94’ en No teeth A mustach Smel like shit? Bosnian girl! (sic).

Ik kreeg de indruk van de Nederlanders dat ze niet wisten dat wij vluchtelingen waren en dachten dat we altijd zo leefden, boven op elkaar, zonder douches en elektriciteit

Het was totaal anders dan de Nederlanders kennelijk dachten: ‘We hadden ooit een normaal leven.’ Hij wijst opnieuw uit het raam, naar een flat waar hij eind jaren tachtig, begin jaren negentig als student woonde. Hij zou ingenieur worden in de houttechnologie en had een mooie toekomst voor zich. Zijn vader Ibro was directeur van een grote houtverwerkerij in Oost-Bosnië, was bekend in de wijde omgeving en beloofde zijn zoon Hasan een baan in het Amerikaanse Indianapolis, waar de zaak een vestiging had. Maar gaandeweg zijn studie merkte Hasan dat er iets veranderde in de atmosfeer. ‘De Serviërs waren agressief. Als er een feestdag was of ze hadden een voetbalwedstrijd gewonnen, maakten ze enorm veel lawaai en sliepen ze de hele nacht niet. Ze zongen luid, schreeuwden en schoten uit hun ramen. Ik hoorde voor de oorlog al automatische geweren.’

Hij begon bang te worden. Hij merkte dat mensen vreemd begonnen te reageren als hij zijn naam noemde, vooral zijn voornaam, een Moslimnaam. Hij wist nog niets van politiek en had niet door dat Milosevic, de president van het toenmalige Joegoslavië, het Servisch nationalisme aanwakkerde, onder andere door Moslims zwart te maken. In hun boek Het zwartste scenario beschrijven Westerman en Rijs hoe Serviërs voor het islamitische Offerfeest in 1992 ineens doodsbang waren dat de Moslims deze keer niet alleen een lam slachtten, maar ook hén, de Serviërs.

In april 1992 begon de oorlog. Waar was u toen?
‘Ik verliet mijn studentenflat in Sarajevo op 2 april, mijn verjaardag. Twee dagen later zou de oorlog beginnen in Sarajevo. Ik stuurde mijn vriendin naar haar ouders in Servië en ging zelf naar Vlasenica in Oost-Bosnië, waar mijn ouders en broer woonden. Mijn plan was Bosnië met zijn allen zo snel mogelijk te verlaten en naar Zweden te gaan. Mijn vriendin moest mee, ik wilde haar geld sturen voor een ticket.’

Uw ouders wilden niet weg?
‘Nee. Een maand eerder hadden ze een nieuw appartement gekocht en ze hadden nieuw meubilair, dus ze zeiden: “Hoe kunnen we dit nou verlaten?” Idioot. Nogal een slechte tijd om een nieuw appartement te kopen, weet je.’ Hij zucht. ‘Wat erbij kwam: mijn vader was directeur, hij had vijfhonderd mensen onder zich. Hij wilde hen niet achterlaten.’

Wanneer merkte u dat het echt fout ging in Bosnië?
‘Ik smeekte mijn vader elke dag om weg te gaan en als compromis heeft hij mijn moeder, mijn broer en mij naar een oom in Sarajevo gebracht. Er werd daar al geschoten, maar nog niet veel. Mijn vader heeft ons na zes dagen weer opgehaald en toen we terugreden naar huis, waren we de enigen op de weg. Dat was eng. Vlak voor onze stad zagen we een stuk of vijftig Servische soldaten, in gevechtstenue, met machinegeweren om hun schouders. We hebben snel wat spullen gehaald in ons appartement en zijn naar de bergen gegaan in de buurt van Žepa, naar het geboortedorp van mijn vader.’

Het was de hel

Op 5 juni 1992 brandden de Serviërs het dorp plat. De bewoners waren intussen gevlucht naar de bossen waar ze uit voorzorg hutten hadden gebouwd. Dagenlang bombardeerden de Serviërs hen daar: ‘Het was de hel. Elke vijf seconden ontploften er bommen om ons heen, het leken wel aardbevingen. Sommige mensen werden gek, ze renden rond en schreeuwden. Wij zaten met het hoofd voorover en bewogen dagenlang niet.’ Ze hadden eten meegenomen in rugzakken, wat hard nodig was want al gauw merkten ze dat mensen alles voor zichzelf begonnen te houden, zelfs familie deed dat. ‘Als je geen geld of goud had om iets te kopen, ging je dood. Je was honderd procent alleen. De enige eenheid waarop we konden vertrouwen, bestond uit ons gezin: mijn ouders, broer en ik.’

Vijftig kilometer verderop lag Srebrenica, ze zouden er drie maanden over doen er te komen. Ze hadden gehoord dat de Serviërs er weg waren getrokken en dat het stadje was veranderd in een toevluchtsoord voor Moslims. Het plan was om vandaaruit verder te lopen naar Tuzla, waar het Bosnische (Moslim-)leger de baas was. Via een nachtelijke boottocht over de rivier de Drina, waar de lijken om hen heen dreven en de Serviërs hen elk moment konden beschieten, kwamen ze op vijfentwintig kilometer afstand van Srebrenica. Daarna moesten ze lopend verder. Het was eind augustus 1992 toen ze aankwamen in Srebrenica. Na hun verblijf in de bergen dacht Nuhanović dat hij in New York was beland. Hij was 24 jaar en dacht voortdurend aan zijn vriendin.

Als je geen geld of goud had om iets te kopen, ging je dood. Je was honderd procent alleen

In de maanden erna zouden ze veranderen in skeletten. Ze verloren ieder vijfentwintig, dertig kilo omdat de Serviërs de stad afknepen en er bijna geen eten meer binnenkwam. In grote groepen overvielen de Moslim-vluchtelingen de Servische dorpen in de omgeving, ze doodden de inwoners en roofden alles, inclusief varkens en hammen. Hasan en zijn broer, die Braco werd genoemd, mochten van hun ouders niet mee, maar ze ontkwamen er niet aan gestolen waar te kopen. Ze hadden dag en nacht honger.

Srebrenica was een enclave in een streek die grotendeels was bezet door Serviërs die maar één ding wilden: de stad toevoegen aan hun territorium. Voortdurend wisten ze de enclave kleiner te maken – tot de Verenigde Naties Srebrenica in 1993 uitriepen tot safe area. De gevechtshandelingen stopten, er kwamen voedselkonvooien, het leven nam weer een klein beetje zijn normale gang, hoewel de stad nog steeds uitpuilde en er gebrek was aan alles. Na een kleine groep Canadese peacekeepers arriveerden vanaf februari 1994 achtereenvolgens Dutchbat I, II en III – om de bevolking te beschermen.

Iedereen was blij toen de VN kwam?
‘O ja! Wij dachten: dit is het einde van ons lijden, de wereld herinnert zich eindelijk het volk van Srebrenica, het moorden zal stoppen.’

En toen moest het ergste nog komen.
‘Ja, twee jaar later.’

U werd tolk voor de VN. Wat waren uw ervaringen met Dutchbat?
‘Er zaten enorm moedige mensen tussen. Ik herinner me dat ik met majoor Adriaan Derksen naar Servisch gebied ging, wat spannend was. Onderweg in de jeep stelde Derksen me gerust. “Hasan, zie je deze tien vingers? Zolang ik nog één vinger aan mijn hand heb, raakt niemand jou aan.” Hij spande zijn pistool en zei: “Zo, kunnen we verdergaan?”’

In juli 1995 namen de Serviërs Srebrenica in. Wanneer zijn uw broer en ouders naar de Dutchbat-compound in Potocari gekomen, vlak bij Srebrenica, waar alle Moslims probeerden te schuilen?
‘Mijn broer heb ik op 10 juli meegenomen. Mijn ouders was ik een tijdje kwijt, maar ’s nachts zag ik mijn moeder in de stad staan voor een hek, in de menigte die zich voor een kleinere Dutchbat-post had verzameld. Ze was bleek. Toen ze me zag, vroeg ze me: “Waar is Braco?” Ik zei dat hij veilig was in Potocari. Ze zei: “Alsjeblieft Hasan, je bent mijn zoon. Ik smeek je: bescherm je broer.” Dat zal ik mijn hele leven niet vergeten. De dag erna kwamen mijn ouders ook in Potocari.’

In Joegoslavië: Hasan (19) als dienstplichtige met ouders en broer voor het land uiteenviel.

Op 13 juli moest u via een megafoon aan alle vluchtelingen, zo’n vijfduizend op de compound en twintigduizend erbuiten, overbrengen dat ze naar de bussen van de Serviërs moesten lopen. Hoe vond u dat?
‘Ik voelde me schuldig en voel me nog steeds schuldig.’

Die dag heeft Franken persoonlijk tegen u gezegd dat uw vader kon blijven omdat hij had helpen onderhandelen met de Serviërs.
‘Ja. Mijn vader vroeg: “Wat gebeurt er dan met mijn jongste zoon en vrouw?” Franken zei tegen mij: “Zeg hem dat het zijn eigen keuze is. Hij mag weg als hij wil.” Dus zijn mijn ouders en broer weggegaan en ik heb ze nooit meer gezien.’

Uw vader wilde zijn jongste zoon beschermen?

‘Nee, hij wilde met hem sterven.’

Realiseerde hij zich dat?
‘Ja, het was het vierde jaar van de oorlog, het was niet het begin. Er waren volgens de statistieken al honderdduizend mensen in Bosnië gedood.’

Foto: Ziyah Gafic

Herinnert u zich nog het moment dat u uw ouders gedag hebt gezegd?
‘Daar kan ik niet over praten. Maar met alles wat er op de compound in Potocari is gebeurd, hadden de Serviërs niets te maken. De Nederlanders hadden twee banen van tape op de grond geplakt en daar tussendoor moesten de mensen lopen. Ze moesten hun zakken legen en overal stonden Dutchbatters om hen naar buiten te begeleiden waar de Serviërs hen opwachtten.’

U heeft uw ouders en broer aangeboden om mee te gaan, dacht ik.
‘Ja. Ik huilde, maar mijn broer draaide zich naar mij om en schreeuwde naar me: “Ga terug!” En al die tijd stond Franken daar maar, een lange man met een snor, zonder enig teken van emotie.’

Het is het moment dat Nuhanović steeds meer staccato gaat praten en fucked up begint te raken. We gaan naar buiten en rijden weg met zijn auto, Sarajevo in. Eerst doen we de wijk aan waar hij woont met zijn vrouw, de vriendin aan wie hij tijdens de oorlog zoveel dacht. Hun dochter noemden ze naar zijn moeder: Nasiha. Zijn moeder werd 48 jaar, zijn vader 52 en zijn broertje Braco 20. Soms, als het 13 juli is, de dag waarop hij ze voor het laatst zag, gaat hij naar de nieuwe Koning Fahd-moskee in zijn wijk, een betonnen bouwwerk met twee dunne minaretten en een groene koepel, gebouwd met Saoedisch geld. Hij slaat ook wel eens een jaar over.

Yugo-nostalgia

Vlakbij de moskee woont hij, hij wijst naar het appartement dat hij in 2002 voor weinig geld kocht omdat het beschadigd was. Tijdens de oorlog was er een raket ingeslagen, wat niet verwonderlijk was omdat zijn flat zo’n beetje tegen de frontlinie lag. Het gebouw erachter zit onder de kogelgaten waardoor het lijkt of de oorlog gisteren is afgelopen. De etnische groepen in Bosnië mogen nu grosso modo ieder in hun hoekje van het land zitten, economisch gezien heeft het ze niets opgeleverd. Sarajevo, toch de hoofdstad, is afgezien van het centrum nog steeds gebutst en gedeukt. De meeste wijken zijn zo mogelijk nog troostelozer dan in de Oostblok-tijd.

De tegenstellingen tussen arm en rijk zijn in Bosnië groter geworden. Treinverkeer is er nauwelijks, in het hele land is één snelweg. Natuurlijk, de internationale economische crisis heeft ook een bijdrage geleverd aan de malaise, maar geen mens in Bosnië kan volhouden dat het goed gaat. En wat krijg je dan? Yugonostalgia. Er zijn mensen die terugverlangen naar dat goeie, oude Joegoslavië.

Nuhanović manoeuvreert door het verkeer en wijst op een gloednieuwe shopping mall, ook al met spiegelend glas. ‘Gebouwd met Arabisch geld,’ zegt hij. Er zijn Bosniërs die vinden dat de Arabieren beter fabrieken kunnen neerzetten in Sarajevo, in plaats van shopping malls en moskeeën, want voor het eerste hebben de mensen geen geld en het tweede levert geen geld op.

We gaan naar de Srebrenica Genocide Galery, een permanente expositie in hartje van Sarajevo. Er is een film te zien waarin veelvuldig de naam Dutchbat valt. Op een muur hangen de teksten van Dutchbatters over stinkende locals. In een kamer kijken vanaf foto’s honderden ogen je aan: die van de doden. Ook Ibro, Nasiha en Braco Nuhanović hangen ertussen.

Braco draagt op de foto een T-shirt dat Hasan nog voor hem had gekocht, ‘Srebrenica hardrock café’, staat erop. Hasan had hem ook Adidas-sportschoenen gegeven, die jaren later uit het massagraf tevoorschijn kwamen waarin Braco’s botten werden aangetroffen. ‘De schoenen zagen er nog uit als nieuw. Alleen de veters waren los.’ En er kwam nog iets vreemds tevoorschijn. Toen Braco wegging van de Dutchbatcompound, had Hasan hem zijn eigen verlopen VN-pas gegeven. Misschien helpt het, dachten ze allebei, zo’n VN-pas zou de Serviërs kunnen afschrikken. De VN-pas, met de naam Hasan Nuhanović erop, kwam uit het massagraf van zijn vader.

Zijn vader en broer lagen allebei in hernieuwde massagraven, waarin de Serviërs de doden opnieuw hadden begraven in een poging hun misdaden te verdoezelen. Later hoorde Nuhanović bij het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag dat zijn vader en broer waarschijnlijk op 16 juli zijn geëxecuteerd, drie dagen nadat hij ze voor het laatst had gezien. Een stuk of tien, vijftien Serviërs hadden die dag vijftienhonderd jongens en mannen vermoord – onder wie vermoedelijk Ibro en Braco. ‘De Adidas-schoenen heb ik op advies van een psychiater begraven. Hoe kun je die bewaren? Dat kan toch niet?’ zegt Nuhanović. ‘Maar de VN-pas heb ik nog. Kun je je voorstellen? Een identiteitskaart uit een massagraf.’

Ik weet niet wat er van haar over was, maar toen ik haar kist met botten optilde, woog die helemaal niets

Het kostte hem ook jaren om uit te vinden wat er met zijn moeder was gebeurd. Vaak als hij Serviërs ernaar vroeg, bijvoorbeeld in hun oude woonplaats Vlasenica, viel er een stilte. Mensen liepen de kamer uit. Pas toen hij geld bood, ging een enkeling praten. Zijn moeder is naar een gevangenis in Vlasenica gebracht. Eén versie van de gebeurtenissen is dat er op een dag mannen aanklopten die haar wilden verkrachten. Om dat te voorkomen, sloeg ze een raam in, waarna ze zich sneed met een scherf. Ze werd doodgeschoten en haar lichaam belandde in een ravijn. In de jaren erna werd het een vuilstortplaats. ‘Iedereen wist dat zij daar lag, Vlasenica is geen grote stad. Daarom juist gooiden mensen hun vuilnis daar neer. Ik weet niet wat er van haar over was, maar toen ik haar kist met botten optilde, woog die helemaal niets.’

Zijn vader begroef hij in 2007, zijn broer, moeder en een oom in 2010. Ze liggen op de begraafplaats in de buurt van de oude Dutchbatbasis in Potocari. Hij laat een foto op zijn mobiel zien van hun graven, zijn vrouw en dochter zitten ernaast. De zon schijnt niet.