Poëzie

Als dichter manifesteert Hans Dekkers zich pas de laatste jaren, maar een bescheiden beginneling is hij niet. Zijn gedichten zijn hevig, plastisch, steken niets onder stoelen of banken. Zijn jongste bundel Lijkenbitter levert visioenenkunst van de bovenste plank. Neem het eerste gedicht, waarin een spiegel de kijker direct opvreet. ‘Alle eerste dingen zijn het mooist,’ schrijft Dekkers, maar hij heeft meer aandacht voor het vervolg: dood, verval, de macabere kant van het bestaan. Goya en Poe zijn de gidsen. Dit is pulserende, zweterige poëzie, vol snelheid: vergeten zijn de ouderen, de zoden van de plaats / waar hij zijn sporen verloor. Bier gutst uit / zijn poriën, terwijl zijn mond vliegen blijf braken. Je moet wel tegen deze hedendaagse Jeroen Bosch kunnen: het is allemaal behoorlijk ademloos, alsof het leven maar één tempo en temperament kent: vaart en gevaarlijk. En de mens is ‘prooi van het kwade zwerk’.

Hans Dekkers, ‘Lijkenbitter’, Wereldbibliotheek, 56 p., €...