‘Op slechte dagen lijkt het of ze met een vangnet achter me aan zitten,’ zegt Toos Stander (74). ‘Dan kan ik me heel nietig voelen. Maar ik heb ook dagen dat het prima gaat. Dat is het ongrijpbare van deze rotziekte.’

Ze heeft beginnende alzheimer.

Het is woensdagochtend. In een zaaltje van ggz-instelling de Gelderse Roos in Ede zitten acht mensen met dementie bij elkaar. Onder leiding van twee sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen praten ze wekelijks over wat leven met dementie betekent.

‘Op een verjaardagsfeestje vroeg een kennis mijn telefoonnummer,’ vertelt een man van achter in de zestig. ‘Ik kan het dromen, maar het kwam er niet uit. Ik werd donkerrood van schaamte.’

‘Ik stond na afloop van de gym met een groepje na te praten en dacht ineens: mijn god, wie zijn die mensen? Wat doe ik hier?’ vertelt een vrouw. Instemmend gehum en gelach. ‘Ik haak af als ze van onderwerp veranderen. Als iemand er wat van zegt, ontken ik het in alle standen.’ Stander krijgt tranen in haar ogen....