U geeft veel goede raad, u weet veel en u vindt lezen belangrijk. Prachtig. U schrijft waarderend over uw lerares Nederlands, maar ik merk dat u toch niet altijd goed hebt opgelet tijdens de les waarin het betrekkelijk voornaamwoord werd behandeld. U schrijft namelijk in uw antwoord aan W.H.: ‘… u huurt een asielzoekster in, wiens kruis uw vader een keer per week mag betasten.’ Het betrekkelijk voornaamwoord ‘wiens’ kan alleen correct gebruikt worden om te verwijzen naar een mannelijk enkelvoud. Voor het verwijzen naar een vrouwelijk enkelvoud en naar alle meervouden gebruikt men ‘wier’. Voor een onzijdig woord behelpt men zich meestal met ‘waarvan’; ‘welks’ is, hoewel correct, echt ouderwets.

Voor de goede orde dus: de asielzoeker wiens kruis betast werd; de asielzoekster wier kruis betast werd; het asielzoekende kind waarvan het kruis betast werd; de asielzoekers wier kruizen betast werden; de asielzoeksters wier kruizen betast werden; de asielzoekende kinderen...