Zanger Gregory Porter, het nieuwe boegbeeld van de jazz en soul, heeft aan den lijve ondervonden dat racisme in de VS nooit is verdwenen. Hij stelt er een gloedvol pleidooi voor naastenliefde tegenover.

Het is acht uur ’s ochtends en ergens in een vergaderruimte weggestopt aan het uiteinde van een doolhof in een pand van een omroep in Hilversum schraapt een grote zwarte man luidruchtig zijn keel. Een uur daarvoor is hij opgehaald van zijn tijdelijke verblijfplaats, hotel American aan het Leidseplein, waar in de jaren negentig alle popsterren logeerden. Hij draagt felrode schoenen, een blauw-wit gestreept overhemd, een licht gekreukt colbertje en zijn onafscheidelijke donkere platte pet geflankeerd door een band om zijn wangen, zijn handelsmerk.

Op weg naar de auto wrijft hij nog een keer in zijn ogen. ‘Dit is een test, volgens mij. Kijken of-ie ook kan zingen voordat de zon op is… Hahaha.’ Als Gregory Porter een huis was geweest, had je bij hem van de grond kunnen eten. Ook...