12-07-2003
Door Marjo van Soest

Hun lichaam wil niet meer zo erg meewerken – lopen, zien, ruiken, het is allemaal minder geworden. Veel vrienden en dierbaren hebben ze inmiddels overleefd. Dat maakt af en toe heel eenzaam, maar de dood moet nog even op afstand blijven. ‘Het is ondanks alles fijn om er nog te zijn.’

We worden ouder dan ooit, en toch weten we nauwelijks hoe het is om oud te zijn. Vijf jaar geleden telde ons land zo’n 146.000 vijfentachtigplussers. Het zijn er nu ruim 160.000. Deze groei zet gestaag door. Het aantal vijfentachtigplussers stijgt met tienduizend per jaar.

De vier negentigplussers die hier aan het woord komen zijn ‘goed oud’ geworden. Dat wil zeggen: hun lichaam is gebrekkig, maar hun hart, verstand en gevoel werken op volle toeren.

Hoe redden zij zich van dag tot dag? Welke verlangens koesteren zij? Dromen ze anders dan vroeger? Hoe leven ze met de onvermijdelijke aftakeling van het lichaam? Kan het leven hen nog verrassen? Zijn ze bang voor de dood?...