Onze rijkdom hebben we te danken aan het idee dat we het recht hadden mensen die niet over buskruit beschikten te mogen onderdrukken en uitpezen.

Toen ik vanmorgen mijn bril opzette, was mijn eerste gedachte: Dat is mijn bril. Niemand anders kan er zo scherp door zien als ik. Ik ben verziend. Dat betekent dat het beeld der dingen achter mijn netvlies gevormd wordt. Onscherp zijn.

De lenzen, links ruim + tien en rechts een mager zesje, moeten helpen om dat beeld scherp te krijgen. Mijn linkeroog is lui. Door op jeugdige leeftijd het actieve oog af te plakken kan het luie oog gedwongen worden zich meer in te spannen bij het accomoderen. Dat leidt in vele gevallen tot vooruitgang. Dat is bij mij niet gebeurd.

De bril die ik opzette was mijn bril van nu. Ik heb hem al zo’n kleine dertig jaar. Ik heb gedurende mijn leven een bril of zes gehad.

Tijdens mijn derde bril kregen wij Vaderlandse Geschiedenis van meneer Last. Hij kon prachtig vertellen. De bijbehorende schoolplaten waren ook...