Hoe schrijf je een boek in de ik-vorm én in de tegenwoordige tijd? Is niet te doen. Probeer het maar. ‘Ik doe niks.’ Onmogelijk. Óf je doet niks, óf je zit achter je computer en schrijft die zin op – maar dan doe je iets.

Een lezer voelt dat. Ik-vertellingen in de tegenwoordige tijd worden natuurlijk wel geschreven, maar ze roepen altijd een ongemakkelijk gevoel op. ‘Ik word met hoofdpijn wakker.’ Zo begint een droom, een literair experiment, of een relaas van een omnipotente god, maar geen realistisch verslag van iets wat op dat moment gebeurt. Zoek in uw boekenkast maar eens zo’n vertelling op.
De onmogelijkheid geloofwaardig in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd te schrijven is een van de grote, verzwegen problemen van de schrijverij. Hoe bereik je je lezer diréct, in real time, zogezegd. Tot voor kort was het behelpen: met de derde persoon (‘Hij doet niks’ – impliceert een alwetende verteller, dus een afstand tot de hoofdpersoon) of de verleden tijd...