Nee, Suriname is niet de multiculturele idylle die propagandisten ervan willen maken

Eens in de zoveel tijd reis ik naar Suriname om mijn schoonfamilie te omhelzen en vast te stellen dat het weer een stuk beter gaat met het land. Dat laatste doe ik zo voorzichtig mogelijk, want als Nederlander klink je al snel patroniserend. De tante die haar hand voor de mond slaat en met gespeelde verbazing roept: ‘Wat is die jongen groot geworden.’

De eerste keer dat ik hier kwam, eind jaren tachtig, waarde de geest van Bouterse nog overal rond. Op het vliegveld stonden jongens van zestien, zeventien met mitrailleurs in hun handen en een overspannen blik in hun ogen. Ik was een vreemde in het land, de schoonfamilie was nog niet de mijne, maar de meeste Surinamers dachten dat ik gewoon een van hen was.

Zeker te verwaand om Sranan te spreken. Ik toog naar de plaatselijke boekhandel en vroeg om een plattegrond, zodat ik mij enigszins in de stad zou kunnen oriënteren. Die was niet in...