16-05-2008

Een Oostenrijkse portier valt van een ladder en sterft. In de kelder waar hij woonde treffen de buren een meisje aan met een opgezwollen hoofd. Ze zat er al jarenlang, opgesloten door haar vader, haar enige contact met de buitenwereld een smal gat waardoor ze de voeten van de voorbijgangers kon zien. Ze kan nauwelijks nog spreken.

Nee, dit is geen nieuwe zaak-Kampusch of -Fritzl, maar het plot van een verhaal van de Oostenrijkse schrijver Adalbert Stifter uit 1853. De in potentie destructieve kracht van het gezin, de buitensporige macht van de pater familias, incest en huiselijk geweld zijn thema’s die al sinds de negentiende eeuw door de Oostenrijkse (en Europese) literatuur zwerven, schrijft literatuurhistorica Ritchie Robertson in de Times Literary Supplement. Met een dubieuze rol voor Herr Sigmund Freud.

Zie: The Times Literary Supplement