Diederik Ebbinge. Matterhorn.

In de discussie over de Nederlandse identiteit en nationale trots mis ik één ding. De lulligheid. Er is een vorm van lulligheid die je alleen bij ons aantreft. Natuurlijk, ook andere landen kennen hun lulligheid. Maar niet zoals wij. Dat zie je terug in de nationale cinema. ‘Droogkomisch’ wordt het dan meestal genoemd. De Nederlandse meester is Alex van Warmerdam. Die kent, laten we zeggen in Noordwest-Europa, wel zijn gelijken. Maar over de grens is het altijd net anders. Grimmiger, in België (Bouli Lanners). Sentimenteler, in Finland (Aki Kaurismäki). Meedogenlozer, in Zweden (Roy Andersson). Eleganter, in Frankrijk (Jacques Tati). Enzovoorts. Ik heb het nu over komedies, maar de Nederlandse lulligheid vind je ook in drama. Zoals in de bekende scène in De Poolse bruid, als de gevluchte Poolse tegenover de Nederlandse boer zit. Met vla. Of in een recente titel als IFFR-opener De wederopstanding van een klootzak. Of, afgezwakt maar onmiskenbaar,...