Robert B. Weide. Woody Allen: A Documentary.

Woody Allen (1935) en ik delen iets: we zijn allebei niet in het reine met zijn sterfelijkheid. Als de slimme intellectueel die hij is, botst Allen al jong op de vergankelijkheid des levens, blijkt in deze genoeglijke biografie – waarschijnlijk is dat de reden dat hij, aldus zijn moeder, vanaf zijn vijfde jaar grumpy was.

Allens humor is (zoals veel, zo niet alle humor) een manier om de dood te trotseren. Zoals op de persconferentie in Cannes, waar hij tot algehele vrolijkheid zegt: ‘Mijn relatie met de dood is niet veranderd. Ik ben ertegen.’ Zelf lacht hij er niet bij – het lot van de clown.

Mijn eigen moeite met Allens uiteindelijke verscheiden heeft te maken met de rol die zijn films spelen in mijn persoonlijke jaartelling. Sinds 1977 maakt Allen ̩̩n film per jaar en dat is zoiets als Kerstmis geworden. Het hoort erbij, het biedt houvast bij het verstrijken van de tijd Рook wanneer het eens een jaartje tegenvalt (wat bij To Rome...