Fietsen wordt deze dagen gepresenteerd als oplossing. Door te fietsen, krijgen we minder files, ontlasten we het milieu, vallen we af, krijgen we de juiste politici verkozen, helpen we planologen steden herinrichten en kunnen we in het buitenland pronken met hoe dik we het weer voor mekaar hebben in ons landje. Er lijkt niks te zijn dat fietsen niet kan oplossen. De fiets en de fietser zijn onderdeel van het blijmoedige domein van de vormgever, de urban developer, de expat, de startup-ondernemer, de GroenLinkspoliticus, de TED Talk-gever.

Maar mijn ervaring met fietsen is minder opgewekt. Als ik op de fiets stap, is het moord en plunder, een arena van vuur en bloed, middelvingers, binnensmonds gegodver en buitensmonds gekanker. Als je in een stad woont en werkt is fietsen noodzakelijk voor je mobiliteit. En in dat geval is het geen oplossing, maar een staat van zijn: je brengt zóveel tijd op de fiets door, dat je er een rol leert spelen – je wordt een keihard, opportunistisch,...