20-12-2008
Door Jackie Kay
Vertaling: Rien Verhoef

Ik werd wakker met een gevoel dat alles was misgelopen. Ik proefde het in mijn mond, een metalige smaak, de smaak van kwikzilver, alsof alles te snel veranderde zonder dat ik daar iets in te willen of te zeggen had. Op straat ging een autoalarm af; het lawaai ging dwars door me heen en gaf me het gevoel dat ik iets aan mijn hart mankeerde. Donald slaakte een hoge gil, niet zijn gewoonte. Als het ware om het autoalarm gezelschap te houden, gierde de sirene van een ziekenwagen voorbij. Naast me in bed was een lege plek, de lakens waren als een afwijzing teruggeslagen. ’s Nachts had ik buiten in het donker naar de sterren staan kijken en tot mijn opperste verbazing na middernacht nog vogels horen zingen. Dat was verontrustend. Ik weet nog dat ik me afvroeg of vogels al dan niet in hun slaap zingen of dat de vogels gewoon per se zichzelf willen horen zingen, zoals wij per se onszelf willen horen denken. Toen ik naar bed ging, dacht ik...