‘Nééé!’ riep Evelien uit toen Sylvia het haar had verteld.

‘Tja,’ zei Syl, ‘het is toch echt waar. Ik ben zwanger. Van Sjoerd.’

‘Weet je het zeker?’

‘Natuurlijk schat, ik ben met niemand anders naar bed geweest.’

‘En hoe ver ben je nu?’

‘Vier maanden.’

‘Jezus.’ Evelien dacht aan de kliniek in Barcelona waar je tot in de zesde maand terecht kon. Ze had daar laatst een verhaal over gelezen. Schokkend vond ze het. Maar nu zou het wel eens van pas kunnen komen. Ze maakte zich op om erover te beginnen.

‘Ik wil het houden, Eef. Het heeft ook voordelen. Sjoerd is dood. Maar hij was goed. Oké, hij was helemaal niet goed. Ik zie je kijken. Maar zijn genen waren goed. Daar ben ik van overtuigd. En hij kan zich niet meer met het kind bemoeien. Dat is ook fijn. Het is helemaal van mij. Snap je?’

Evelien dacht na. Ze had zich haar zus, eerlijk gezegd, altijd al voorgesteld als een alleenstaande moeder. Sommige vrouwen hadden dat over zich. Sylvia was een...