De bel ging. Evelien verwachtte niemand. Ze overwoog even om de deur gewoon niet open te doen, maar bedacht zich toen dat het wel eens een pakje kon zijn, of een aangetekende brief, en dan zou ze naar het postkantoor moeten om het op te halen. Daar hield ze helemaal niet

van. Onderweg naar de deur keek ze even in de spiegel. Ze zag er niet uit. Ze moest op zijn minst naar de kapper. Ze deed de deur open.

‘Hoi,’ zei Sylvia. Naast haar stond een koffer. Haar buik stak trots en zwanger door een flodderige trui die Evelien van vroeger kende. Het zou wel eens een oude trui van hun vader kunnen zijn. Nee, zo lang hielden truien het toch niet uit? Ze huiverde even.

‘Wat is er schat?’ vroeg Evelien.

‘Ik ben bang,’ zei Sylvia, die toch altijd veel bravoure had, ‘ik lig ’s nachts wakker omdat ik denk dat het kindje komt.’

De zussen hadden afgesproken dat Sylvia, als ze op haar laatste benen liep, bij Evelien en Harko zou komen. De logeerkamer was al helemaal ingericht. Ze...