‘Tja,’ zei de tandarts, ‘ik denk dat we daar een kroon op moeten zetten.’ Evelien keek met haar mond open in het licht boven de tandartsstoel. In de vensterbank stond een radio die op een klassieke zender was afgestemd. Ze voelde zich ineens oud. Een kroon. Wie had dat gedacht. Haar moeder had kronen gehad, haar vader ook, als hij lachte, was zijn mond een hap goud geweest. Nu was ze zelf aan de beurt. Gek dat je zoiets met leeftijd associeerde. Een kroon. ‘Kan het niet anders?’ vroeg ze toch maar.

De tandarts keek haar aan. ‘Natuurlijk wel,’ zei hij, ‘maar dat is dweilen met de kraan open. Ik kan er een vulling in zetten, maar het gat is gewoon te groot. Dan moet er over twee jaar een kroon op.’

Leuke man, die tandarts, dacht Evelien, zo rustig, en zo blond. Hoe oud zou hij zijn? Jonger dan zij, schatte ze. ‘Oké,’ zei ze, ‘een kroon. Goud. Mooi.’

‘We kunnen ook voor een porseleinen kroon gaan, hoor,’ zei de tandarts.

‘Nee, ik wil goud.’

‘Goud...