‘Drie centimeter ontsluiting,’ zei de vroedvrouw, ‘dat schiet lekker op zo.’ Ze had kennelijk de pest in dat haar weekend eraan ging – het was nu vrijdagnacht en als het zo doorging, kon het wel eens zondagavond worden voor Sylvia haar baby eruit had. Evelien zelf had ook zesendertig uur over Regina gedaan.

‘Maar het doet zo’n pijn,’ kermde Sylvia vanuit het bed, ‘ik heb het idee dat we al veel verder zijn.’ Ze kon als kind al weinig hebben, realiseerde Evelien zich ineens. Dat beloofde nog wat. ‘Je moet blijven, Marieke,’ voegde ze er melodramatisch aan toe.

Marieke, de vroedvrouw, lachte. Evelien vond het geen prettige lach. Ze mocht die hele Marieke sowieso niet. Veel te hip, veel te nonchalant, veel te veel ‘kijk mij nou’, met haar rode bril en haar veel te korte rok en hoge leren laarzen – zo zette je toch geen kinderen op de wereld? ‘Schat, echt, vertrouw me nou maar, het gaat nog wel even duren. Je kunt me bellen.’ En weg was Ma­rieke, want...