Ze zaten koffie te drinken, Evelien en Sylvia. De zon scheen. De zomertijd was begonnen. Het voorjaar was in aantocht. Sjonnie lag in zijn wandelwagen te slapen. De magnolia in de tuin bloeide.

‘Oké Syl, wat gaan we doen?’ vroeg Evelien. Dit was een gesprek dat ze moest voeren.

‘Doen? Hoezo? We zitten hier lekker,’ zei Sylvia. Ze had een korte rok aan en had haar benen op een andere stoel gelegd.

‘Ja, we zitten hier lekker, maar we kunnen hier natuurlijk niet eeuwig blijven zitten,’ beet Evelien door. De zon was al warm, en het moest nog twaalf uur worden.

‘Nou voorlopig nog wel een uurtje,’ ontweek Sylvia de kwestie. Ze wist heus wel wat er speelde. ‘Ik ben blij dat ik even rust heb.’

Dat kon Evelien zich voorstellen. Ze was zelf ook blij dat het even rustig was. Sjonnie was een baby die als hij niet sliep alleen maar huilde. En hij sliep zelden, en vooral ’s nachts niet. De boeken zeiden dat het over ging, maar het was uitputtend. ‘Syl, we moeten…’...