Daar was hij dan. Robin. Het vriendje van Regina. Een leuk mannetje, vond Evelien toen ze de deur voor hem opende. Sluik, zwart haar, een donkerblauw windjack, een witte broek, een zonnebril in zijn haar. Jaartje of zestien, inderdaad, met een vaag snorretje op zijn bovenlip.

‘Hallo, ik ben Robin,’ zei hij, en hij stak kordaat zijn hand vooruit. Er zat voor Evelien niets anders op dan hem maar te schudden. Leuke blauwe ogen had hij.

‘Ik ben Regina’s moeder,’ zei ze.

‘Dat weet ik,’ zei Robin, ‘Evelien, hè?’

‘Evelien ja.’ Ze kon moeilijk ontkennen dat ze zo heette, maar ze vond het wel vervelend dat hij het zo zei. Ze zou liever mevrouw Van Brakem zijn. ‘Kom binnen,’ vervolgde ze. ‘Hebben jullie afgesproken?’

Hij keek haar aan met zijn blauwe kijkers. ‘Ja natuurlijk,’ zei hij, alsof ze iets heel doms had gevraagd, en dat had ze natuurlijk ook. Ze bloosde er bijna van.

Hij klom de trap op alsof hij hier al vaker was geweest. Het leek zelfs alsof hij...