‘Ik ben geld kwijt,’ zei Harko.

‘Geld, hoezo, geld kwijt? Doen de aandelen het slecht of zo?’ Evelien begreep niet goed wat haar man bedoelde.

‘Nee. Geld. Gewoon. Vijftig euro.’

Ze keek hem aan. ‘Vijftig euro?’

‘Ja, ik heb vanmiddag honderdvijftig euro gepind, en daarna heb ik me verkleed.’ Hij was thuisgekomen in pak en droeg nu een spijkerbroek en poloshirt. ‘Maar ik bedacht me dat ik even naar de wijnwinkel wilde, dus ik haalde mijn geld uit mijn pak – in plaats van drie waren het twee briefjes van vijftig.’

Harko was behoorlijk slordig met geld. Hij droeg het bijvoorbeeld gewoon los in zijn broekzak. Munten bewaarde hij in de auto, voor de parkeermeter, of in een potje op zijn bureau. Hij haatte het om met rinkelend geld in zijn zak te lopen. Zelf vond hij helemaal niet dat hij er slordig mee om ging. Het was gewoon een systeem, een methode. Zijn vader was een man geweest die altijd een grote bruine portemonnee in zijn kontzak had gedragen, het knoopje...