Leuk, naar de slager, als je niets kunt zeggen. Daar stond ze dan, bij Van Dam in de Cornelis Schuyt. Eigen schuld natuurlijk. Ze had zelf zin in lekkere dingen. Twee weken zwetende plakjes kaas en boterhamworst in een ziekenhuis en je neemt de prijzen en de rijen bij Van Dam voor lief. My kingdom voor een paar goeie tomaten – dat had ze ook vaak gedacht. Dan wilde ze best drie euro voor een pond betalen. Bijna zeven gulden, te gek voor woorden. Maar schuldgevoel was er om de kop in te drukken, en als je geld had, moest je het laten rollen.

Dat soort dingen.

‘Zegt u het maar,’ zei het meisje van Van Dam.

Wat een fijne tekst toch, dacht Evelien. Ze haalde haar blocnote te voorschijn en begon te schrijven. Het meisje, een leuk blond ding met een piercing in haar bovenlip, keek haar aan alsof ze nog nooit iemand met een pen in de weer had gezien. Evelien scheurde snel het vel af en legde het op de toonbank.

‘O, zo,’ zei het meisje, deadpan, ‘u wilt het niet zeggen. Maakt...