Wat een tegenvaller! Wat een debacle! Hij had haar opgewacht in de lobby. Hij zat naast de kerstboom, een glas wijn en een bakje nootjes op tafel. De kamer was al geregeld. ‘Drinken we een glaasje?’ had hij gevraagd. Ze had het idee dat hij zenuwachtig was. Dat was ze zelf ook, maar hij had zich voorgedaan als de grote versierder, dus dan moest hij nu ook doorbijten.

‘We bellen roomservice wel,’ had ze gezegd. Kordaat, maar eigenlijk tegen haar zin. Thuis moest ze al altijd het heft in handen nemen, en nu hier ook. Ze vond ook dat hij er wat slapjes bij zat, onderuitgezakt, en ook nog ongeschoren. Dat laatste had consequenties – dan konden ze niet onstuimig zoenen. Voor je het weet, hangen de vellen erbij. ‘Kom,’ zei ze, ‘aan de slag.’ Ze had zin om hem te provoceren.

Even later waren ze boven – een mooie kamer. Gelukkig lag hij aan de andere kant van het gebouw dan de kamer die Theo jaren geleden altijd huurde. Ach, arme Theo – dood. Ze was best gek op hem...